1 | God en de Bijbel |
2a | Alleen God (a) |
2b | Alleen God (b) |
3a | God schiep de geesten |
3b | Lucifer kwam in opstand |
4 | God schiep de hemelen en de aarde |
5a | God schiep de mens (a) |
5b | God schiep de mens (b) |
6 | God maakte Eva |
7 | Het contact tussen God en mens verstoord |
8 | Gods belofte en vloek |
9 | Gods voorziening en oordeel; geboorte van Kain en Abel |
10 | Inleiding op de offerdienst: God verwierp Kain en zijn offer, maar aanvaardde Abel en zijn offer |
11 | God oordeelde de hele wereld en verloste Noach en de anderen die in de ark waren |
12 | God verstrooide de opstandelingen van de toren van Babel en koos Abraham uit |
13 | God verwoestte Sodom en Gomorra, en bevestigde zijn beloften aan Abraham |
14 | God gaf Isaäk en bevrijdde hem van de dood, en hoe het verder gaat met Abraham en zijn familie |
15a | Het kind en de kleinkinderen van Abraham (a) |
15b | Het kind en de kleinkinderen van Abraham (b) |
16 | God hielp Jozef en bracht Israel naar Egypte |
17 | God bewaarde Israel als slaven in Egypte en koos Mozes om het volk te bevrijden |
18 | God zond plagen voor Egypte, maar ging aan Israel voorbij |
19a | God bevrijdde Israel bij de Rode Zee / Schelfzee |
19b | God zorgt voor eten en drinken in de woestijn |
20 | Voorbereiding voor het geven van de Tien geboden |
21 | God gaf de Tien geboden |
22 | De tabernakel |
23a | Het ongeloof van Israel; Gods oordelen en verlossingen (a) |
23b | Het ongeloof van Israel; Gods oordelen en verlossingen (b) |
24 | God stuurde zijn boodschappers, de profeten; Israel weigerde hun boodschap te gehoorzamen |
25 | God voorspelde de geboorte van Johannes en Jezus |
26 | God vervulde Zijn beloften door Jezus, de Verlosser, te geven |
27 | God zond Johannes om te onderwijzen en te dopen |
28 | Satan probeerde Jezus te verleiden, maar Jezus gehoorzaamde Satan niet |
29 | Jezus begint zijn bediening |
30 | Je moet wedergeboren worden |
31 | Jezus maakt duidelijk dat hij God is - De religieuze leiders wijzen Jezus af - Jezus kiest twaalf discipelen |
32 | Jezus stilt de storm en bevrijdt de bezeten man |
33 | Jezus geeft 5000 mensen te eten |
34 | De weg van de Schriftgeleerden en Farizeeërs is niet Gods weg |
35 | De Heere Jezus werd verheerlijkt |
36 | Jezus is de enige deur tot het eeuwige leven |
37 | Jezus hield van de kinderen en had een gesprek met de rijke jonge man |
38 | Het is dom, dwaas, om op rijkdom te vertrouwen |
39 | Lazarus gestorven – Jezus wekte Lazarus op uit de dood |
40 | Intocht / verraad / avondmaal |
41 | Jezus werd gegrepen door Zijn vijanden |
42 | De Heere Jezus werd gekruisigd en begraven |
43 | Wat betekent de dood van Christus vanuit het Oude Testament |
44 | Jezus werd opgewekt uit de dood, verscheen aan zijn discipelen, ging terug naar de hemel en beloofde weer terug te komen |