Een vast fundament
Les 39
Lazarus gestorven – Jezus wekte Lazarus op uit de dood
Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.
Onze les vandaag gaat over iets waarover mensen niet willen praten.
We praten over onze gezondheid. We praten zelfs over onze leeftijd. Veel mensen besteden heel veel geld om beter te worden of gezond te blijven, om er jong uit te zien. Maar weinig mensen willen over de dood praten. De Heere Jezus sprak erover. Het kan ons helpen om op een goede manier over leven en dood na te denken.
Misschien ben je wel eens bij een begrafenis geweest. Iemand die je kende was gestorven. Misschien was je erg verdrietig. In deze geschiedenis gaat het ook over iemand die begraven is.
Vandaag behandelen we in stappen een groot deel van Johannes 11. Johannes 11:1-46. Dit kan vooraf in zijn geheel gelezen worden. Het staat ook onderaan de les afgedrukt. Het is fijn als de kinderen tijdens de les mee kunnen lezen uit hun eigen Bijbels.
De man Lazarus waar het in deze les over gaat, is niet dezelfde als uit de vertelling van de Heere Jezus uit voorgaande les, De rijke man en de arme Lazarus. De Lazarus van vandaag is de broer van Martha en Maria. Hij was een goede vriend van de Heere Jezus. Deze man werd ziek en stierf.
A. Jezus wachtte tot Lazarus stierf
Johannes 11
1 En er was iemand ziek, Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha.
2 Maria nu was het die de Heere gezalfd heeft met mirre en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; haar broer Lazarus was ziek.
3 Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek.
4 En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt.
5 Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief.
6 Toen Hij dan gehoord had dat hij ziek was, bleef Hij nog twee dagen in de plaats waar Hij was.
Jezus was aan de andere kant van de rivier de Jordaan. Ook al was Hij ver bij Lazarus vandaan, Jezus wist toch alles wat er met Lazarus zou gebeuren, want Jezus is God. Er is niets wat Hij niet weet. Jezus wist dat Lazarus ging sterven. Jezus had alle macht. Hij zou Lazarus hebben kunnen genezen zonder naar hem toe te gaan. Of Jezus zou gelijk naar Lazarus hebben kunnen gaan om hem te genezen. Maar in plaats daarvan wachtte Jezus twee dagen. Hij deed dit bewust. Hij wist dat de mensen door wat er nu gebeuren zou, konden zien dat Hij als Zoon van God bijzondere macht had. Zelfs macht over leven en dood.
Het lijkt misschien alsof de Heere Jezus Martha, Maria en Lazarus niet liefhad. Dat is niet waar. Hij hield van hen en was bezorgd om hen. Maar Hij liet toe, Hij liet het gebeuren, dat Lazarus stierf. We hoorden al, dat Hij dat expres deed. Hij wilde de mensen daardoor iets leren over Hemzelf.
Jezus heeft ieder mens lief en wil dat wij allemaal Hem als Redder zullen vertrouwen.
Door de dood van Lazarus liet Jezus zien dat Hij macht heeft om "leven te geven" aan hen die geloven. Dat Lazarus van dood weer levend werd, was als een plaatje voor de mensen. Op dezelfde manier kan de Heere Jezus ook dode zondige harten weer nieuw en levend maken.
B. Jezus ging op weg om Lazarus van dood op te wekken
We zeggen dat de Heere Jezus Lazarus van de dood "opwekte". Als je vanuit je slaap wakker wordt gemaakt, kan je datzelfde woord gebruiken. Sommige mensen zeggen: "dood is dood". Ze bedoelen daarmee, dat er na de dood niets meer is. Dat het dan stopt. Maar dat is niet waar. Eens zullen alle gestorven mensen uit de dood opgewekt worden zoals dat is met iemand die slaapt.
De geschiedenis gaat verder:
Johannes 11
7 Daarna zei Hij tegen de discipelen: Laten wij weer naar Judea gaan.
8 De discipelen zeiden tegen Hem: Rabbi, de Joden hebben U onlangs nog geprobeerd te stenigen, en gaat U daar weer heen?
9 Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet,
10 maar als iemand 's nachts loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet bij hem is.
11 Dit sprak Hij, en daarna zei Hij tegen hen: Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.
12 Zijn discipelen dan zeiden: Heere, als hij slaapt, zal hij gezond worden.
13 Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de natuurlijke slaap sprak.
14 Toen zei Jezus dan openlijk tegen hen: Lazarus is gestorven.
15 En Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan.
16 Thomas dan, die Didymus genoemd werd, zei tegen zijn medediscipelen: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven.
De discipelen begrepen niet wat Jezus bedoelde. Zij dachten dat Jezus de Joodse leiders zou toelaten om Hem te doden, zodat Hij bij Lazarus zou kunnen zijn. Als Lazarus en de Heere Jezus beiden gestorven waren, zouden ze op dezelfde plaats zijn. De discipelen dachten dat de Heere Jezus dat bedoelde. Maar Jezus bedoelde iets anders.
C. Jezus is de opstanding en het leven
We lezen verder uit Gods Woord:
Johannes 11
17 Toen Jezus dan gekomen was, bleek dat hij al vier dagen in het graf lag.
18 Bethanië nu lag dicht bij Jeruzalem, ongeveer vijftien stadiën daarvandaan.
19 En velen van de Joden waren naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over hun broer.
20 Zodra Martha dan hoorde dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet, maar Maria bleef in huis zitten.
21 Martha nu zei tegen Jezus: Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn,
22 maar ook nu weet ik dat God U alles wat U van God vraagt, geven zal.
Martha geloofde dat de Heere Jezus macht had om haar broer te genezen. Ze geloofde ook dat God zou doen wat Jezus Hem vroeg te doen. Lees maar:
Johannes 11
23 Jezus zei tegen haar: Uw broer zal weer opstaan.
24 Martha zei tegen Hem: Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.
Jezus wilde dat Martha zou begrijpen dat Hij nu, gelijk, haar broer uit de dood zou opwekken. Maar Martha dacht dat de Heere Jezus over de tijd aan het eind van de wereld sprak. De tijd dat alle mensen tot leven gebracht zullen worden. De tijd dat alle doden opgewekt zullen worden. Ze wist vanuit het Oude Testament dat dit eens zou gebeuren.
Daniël 12
2 En velen van hen die slapen in het stof van de aarde, zullen ontwaken, sommigen tot eeuwig leven, anderen tot smaad, tot eeuwig afgrijzen.
3 De verstandigen zullen blinken als de glans van het hemelgewelf, en zij die er velen rechtvaardigen, als de sterren, voor eeuwig en altijd.
Er is maar één manier voor iemand om geen de straf voor zijn zonde krijgen. Dat is door de Heere Jezus, de Verlosser. Lees maar:
Johannes 11:25 Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,
Jezus wilde dat Martha zou begrijpen dat Lazarus niet dood hoefde te blijven tot de dag van Gods oordeel over alle mensen. Hij is Diegene die leven geeft . Daarom heeft Hij ook macht om leven aan de doden te geven. Hij is de Enige die leven aan de doden kan geven. Niemand anders kan dat. Satan kan ook geen leven aan de doden geven. Alleen God kan het, omdat Hij de almachtige Schepper is.
Psalm 24:1 Een psalm van David. De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat, de wereld en wie er wonen.
Handelingen 17:25 Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft.
Er zijn mensen die in reïncarnatie geloven. Zij denken dat wanneer iemand sterft, hij later opnieuw tot leven komt als een andere persoon of als een dier of ander schepsel. Ook dit is een leugen van Satan. Hij wil dat mensen geloven dat ze niet van hun zonden gered hoeven te worden. Hebreeën 9:27 zegt ons duidelijk dat mensen maar één keer leven. Daarna vindt er een oordeel plaats: "En zoals het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt...".
Jezus gaat het Martha uitleggen. Luister maar:
Johannes 11
25 Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,
26 en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?
Jezus zei dat mensen die in Hem geloven als hun Redder alleen lichamelijk zullen sterven. Voor God zullen ze niet sterven. (dat is misschien een beetje moeilijk om te begrijpen). Ze verlaten de wereld om bij God in de hemel verder te leven. Ze worden nooit van God gescheiden om voor hun zonden gestraft te worden, zoals de ongelovigen.
Johannes 5:24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven.
We lazen net dat de Heere Jezus vroeg aan Martha, "geloof je dat het waar is dat ieder die in Mij gelooft zal leven ook al is hij gestorven?" Martha geloofde dat, want ze zegt:
"Ja, Heere, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou." (Johannes 11:27)
Martha was niet zoals de meeste mensen. De meest mensen volgden de Heere Jezus alleen omdat ze genezen wilden worden, eten wilden hebben of bevrijding van de macht van de Romeinen verwachten. Me meesten waren er niet in geïnteresseerd om Hem als hun Redder te kennen. Martha geloofde in Jezus als de Verlosser die door God gestuurd was.
D. Jezus ging naar het graf van Lazarus
In Johannes 11:28-38 staat dat Jezus naar het graf van Lazarus ging. Jezus wist dat Hij Lazarus op zou wekken. Er staat dat de Heere Jezus huilde. Waarom? Hij huilde omdat Hij met de mensen meevoelde die verdriet hadden.
Hebreeën 4:15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde.
God heeft ons emoties (blij, boos, bang enz.) gegeven en Hij Zelf voelt ook mee. God is heel bedroefd over alle zonden in de wereld.
Omdat er zonde is, is er ziekte en dood. Zonde en dood kwamen in de wereld omdat Adam God ongehoorzaam was geweest. Alle mensen zijn nu zondaars en we sterven omdat we allemaal nakomelingen van Adam zijn.
Romeinen 5:12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.
E. Jezus wekte Lazarus op van de dood
We lezen weer verder.
Johannes 11
39 Jezus zei: Neem de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tegen Hem: Heere, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag.
40 Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?
41 Zij namen dan de steen weg waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen omhoog en zei: Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt.
42 En Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt.
43 En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem: Lazarus, kom naar buiten!
44 En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen: Maak hem los en laat hem weggaan.
Jezus is God. Er is nooit iemand anders geweest zoals Hij. Hij is almachtig. In het begin schiep Hij alle dingen met God de Vader en God de Heilige Geest. Zij schiepen alles door alleen maar te spreken. Nu stond Jezus aan de ingang van het graf en sprak. Hij gaf Lazarus het bevel om terug tot leven te komen. Wat Jezus ook zegt, het gebeurt.
F. Sommigen geloofden - anderen niet - zij wilden het niet geloven
Veel Joden geloofden in de Heere Jezus toen zij Zijn macht zagen. Maar de priesters en de Farizeeërs waren er alleen in geïnteresseerd in hun eigen macht over het volk. Zij wilden dat zo houden. Zij hadden het liefst niemand die belangrijker zou zijn dan hen.
Zij waren bang dat de mensen Jezus tot hun koning zouden maken. Deze Joodse leiders wisten dat de Romeinen die over het land regeerden het er nooit mee eens zouden zijn dat Jezus koning zou worden. Johannes 11:45-48. De Romeinen zouden boos zijn als dat zou gebeuren en zij, de priesters en de Farizeeërs zouden de schuld krijgen. Ze zouden niet langer meer belangrijk priesters en Farizeeërs mogen zijn - de Romeinen zouden anderen op hun plaats laten werken. Zij wilden er alles aan doen om zelf belangrijk te blijven. Daarom maakten ze het plan om de Heere Jezus te doden. Satan leidde deze mannen. Satan wil niet dat iemand in Jezus gelooft en van zijn macht bevrijd wordt. Satan probeert nog steeds mensen te misleiden zodat zij niet in Jezus als Verlosser zullen geloven.
We hebben al vaker gehoord wat de Heere Jezus van Satan zei:
Johannes 8:44b ... want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.
Jezus zegt over Zichzelf:
Johannes 11:25 Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven.
Johannes 3:16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Vragen
-
Waarom wachtte de Heere Jezus en ging Hij niet naar Zijn zieke vriend Lazarus?
Antw. Hij wilde laten zien dat Hij de Zoon van God is en alle macht heeft - ook over leven en dood. -
Wie is Diegene die leven geeft en leven neemt?
Antw. Dat is God. -
Wat bedoelde de Heere Jezus ermee, dat de mensen die in Hem geloven nooit zullen sterven?
Antw. Hij bedoelde dat ze nooit van God gescheiden zullen zijn door straf voor hun zonde. Ze zullen bij Hem zijn. -
Waarom huilde de Heere Jezus?
Antw. Omdat Hij verdrietig was over alles wat er gebeurt door de zonde. (door de zonde is er dood) Ook huilde de Heere Jezus omdat Hij medelijden had met de mensen. -
Wie probeert er mensen te misleiden, zodat ze niet in de Heere Jezus als hun Verlosser en Zaligmaker zullen geloven?
Antw. Dat is Satan. Hij is een leugenaar vanaf het begin.
Bijbelgedeelte
Johannes 11
1 En er was iemand ziek, Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha.
2 Maria nu was het die de Heere gezalfd heeft met mirre en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; haar broer Lazarus was ziek.
3 Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek.
4 En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt.
5 Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief.
6 Toen Hij dan gehoord had dat hij ziek was, bleef Hij nog twee dagen in de plaats waar Hij was.
7 Daarna zei Hij tegen de discipelen: Laten wij weer naar Judea gaan.
8 De discipelen zeiden tegen Hem: Rabbi, de Joden hebben U onlangs nog geprobeerd te stenigen, en gaat U daar weer heen?
9 Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet,
10 maar als iemand 's nachts loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet bij hem is.
11 Dit sprak Hij, en daarna zei Hij tegen hen: Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.
12 Zijn discipelen dan zeiden: Heere, als hij slaapt, zal hij gezond worden.
13 Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de natuurlijke slaap sprak.
14 Toen zei Jezus dan openlijk tegen hen: Lazarus is gestorven.
15 En Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan.
16 Thomas dan, die Didymus genoemd werd, zei tegen zijn medediscipelen: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven.
17 Toen Jezus dan gekomen was, bleek dat hij al vier dagen in het graf lag.
18 Bethanië nu lag dicht bij Jeruzalem, ongeveer vijftien stadiën daarvandaan.
19 En velen van de Joden waren naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over hun broer.
20 Zodra Martha dan hoorde dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet, maar Maria bleef in huis zitten.
21 Martha nu zei tegen Jezus: Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn,
22 maar ook nu weet ik dat God U alles wat U van God vraagt, geven zal.
23 Jezus zei tegen haar: Uw broer zal weer opstaan.
24 Martha zei tegen Hem: Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.
25 Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven,
26 en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?
27 Zij zei tegen Hem: Ja, Heere, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou.
28 En na dit gezegd te hebben ging zij weg en riep Maria, haar zuster, onopgemerkt en zei: De Meester is er en Hij roept u.
29 Zodra die dat hoorde, stond zij snel op en ging naar Hem toe.
30 Jezus nu was nog niet in het dorp gekomen, maar was op de plaats waar Martha Hem tegemoetgekomen was.
31 Toen dan de Joden, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen dat Maria snel opstond en naar buiten ging, volgden zij haar en zeiden: Zij gaat naar het graf om daar te huilen.
32 Zodra dan Maria kwam waar Jezus was, en Hem zag, viel zij aan Zijn voeten en zei tegen Hem: Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn.
33 Toen Jezus haar dan zag huilen, en ook de Joden die met haar meekwamen, zag huilen, werd Hij heftig in de geest bewogen en raakte innerlijk in beroering.
34 En Hij zei: Waar hebt u hem gelegd? Zij zeiden tegen Hem: Heere, kom het zien.
35 Jezus weende.
36 De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had!
37 En sommigen van hen zeiden: Kon Hij Die de ogen van de blinde geopend heeft, ook niet maken dat deze niet gestorven was?
38 Jezus dan, opnieuw heftig bewogen in Zichzelf, kwam bij het graf. Het was een grot, en er was een steen op gelegd.
39 Jezus zei: Neem de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tegen Hem: Heere, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag.
40 Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien?
41 Zij namen dan de steen weg waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen omhoog en zei: Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt.
42 En Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt.
43 En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem: Lazarus, kom naar buiten!
44 En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen: Maak hem los en laat hem weggaan.
45 Velen dan van de Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus gedaan had, geloofden in Hem.
46 Maar sommigen van hen gingen naar de Farizeeën en zeiden tegen hen wat Jezus gedaan had.