Een vast fundament

Les 34

De weg van de Schriftgeleerden en Farizeeërs is niet Gods weg

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Auto’s kunnen er van de buitenkant heel mooi uitzien, maar soms is alleen de buitenkant nog goed en is doet de motor het helemaal niet goed. Wij kunnen niet altijd de binnenkant van dingen zien, maar God ziet alles.

1 Samuel 16:7 Maar de HEERE zei tegen Samuel: Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.

A. De regels van de Farizeeërs

De Farizeeërs in de tijd van Jezus kun je vergelijken met de auto’s die er mooi uit zien, maar die niet goed zijn.

In Marcus 7 vinden we dit uitgelegd:

Marcus 7
1 En bij Hem verzamelden zich de Farizeeën en sommigen van de schriftgeleerden, die uit Jeruzalem gekomen waren.
2 En toen zij zagen dat sommigen van Zijn discipelen met onreine, dat is met ongewassen handen brood aten, berispten zij hen.
3 Want de Farizeeën en alle Joden eten niet, als zij niet eerst grondig de handen gewassen hebben, omdat zij zich houden aan de overlevering van de ouden.
4 En als zij van de markt komen, eten zij niet, als zij zich niet eerst gewassen hebben. En vele andere dingen zijn er die zij aangenomen hebben om zich eraan te houden, zoals het wassen van de drinkbekers en kannen en het koperen vaatwerk en bedden.
5 Daarna vroegen de Farizeeën en de schriftgeleerden Hem: Waarom wandelen Uw discipelen niet volgens de overlevering van de ouden, maar eten zij het brood met ongewassen handen?

De Farizeeërs deden verschillende dingen extra opvallend zodat ze door de mensen gezien werden. Zo hadden ze een klein doosje met Bijbelverzen op hun voorhoofd. Ze zorgden er ook voor dat mensen zagen dat ze geld gaven. En ze hielden ervan om buiten ergens te bidden zodat mensen hen konden horen en zien. Deze dingen waren op zich goed, maar de religieuze leiders deden het met een verkeerde houding. Zij dachten dat als ze deze dingen zouden doen, dat ze dan goed zouden zijn, dat God hen zou aannemen. Zij zagen niet dat ze zelf zondig waren en een Verlosser nodig hadden. De discipelen van de Heere Jezus hielden zich niet aan alle extra wetten die de Farizeeërs erbij hadden gemaakt. Daarom vonden de Farizeeërs de discipelen van de Heere Jezus niet goed. Zij leerden de mensen dat deze extra regels naast de Bijbel opgevolgd moesten worden. Dàn zou God je aannemen. Deze Joodse leiders waren erg trots dat zij deze regels volgden (ook al braken zij de regels zelf ook vaak). Het waren huichelaars. Zij deden allerlei zichtbare dingen, rituelen, zoals hun handen wassen, potten wassen, enzovoorts. En ze waren daar trots op. Maar ze dachten er niet aan dat God hun harten zag.

Psalm 139:2 Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten.

B. Jezus veroordeelt de Farizeeërs

De Heere Jezus veroordeelt de Farizeeërs.

Marcus 7:6 Maar Hij antwoordde hun: Terecht heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich ver bij Mij vandaan.

De Heere Jezus zei precies hetzelfde als wat de profeet Jesaja gesproken had over de Joden; zij zeiden met hun mond veel goede dingen over God, maar in hun harten hadden ze God niet lief en gehoorzaamden Hem niet. Ze vonden belangrijker dat wat mensen zeiden en dachten dan wat God gezegd had.

Marcus 7
7 Maar tevergeefs eren zij Mij door leringen te onderwijzen die geboden van mensen zijn.
8 Want terwijl u het gebod van God nalaat, houdt u zich aan de overlevering van de mensen, zoals het wassen van kannen en bekers; en veel andere dergelijke dingen doet u.
9 En Hij zei tegen hen: U stelt Gods gebod op een mooie manier terzijde om u aan uw overlevering te houden!

God kon deze manier van aanbidding van de Joden niet aannemen. Het was geen èchte aanbidding. God verwierp hen.

De Farizeeën en de Joden gaven niet toe dat ze ook een Redder nodig hadden. Nog steeds wordt mensen verteld dat ze door God worden aangenomen als ze bepaalde dingen doen. God zegt dat zulk onderwijs verkeerd is. Door goede dingen te doen kan je niet tot God komen. Alleen geloof maakt dat God je kan aannemen.

Het is niet goed om aan Gods Woord iets toe te voegen of om er iets van weg te nemen.

Deuteronomium 4:2 U mag aan het woord dat ik u gebied, niets toevoegen en er ook niets van afdoen, opdat u de geboden van de HEERE, uw God, die ik u gebied, in acht neemt.
Openbaring 22
18 Want ik getuig aan ieder die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Als iemand iets aan deze dingen toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek geschreven zijn.
19 En als iemand afdoet van de woorden van het boek van deze profetie, zal God zijn deel afdoen van het boek des levens, en van de heilige stad, van de dingen die in dit boek geschreven zijn.

C. ‘Niet wat we eten maar wat we zijn’

De Heere had zijn volk, de Joden, ook wetten gegeven die gingen over eten. Sommige dieren mochten niet gegeten worden. De Farizeeërs en Schriftgeleerden vonden deze wetten heel erg belangrijk. Zij dachten dat ook dit er aan meehielp om door God aangenomen te worden.

De Heere Jezus maakte duidelijk dat niet door het eten van “verkeerd” voedsel God ons niet zal aannemen. De zondige dingen (die God in ons hart ziet) dìe zorgen ervoor dat God ons niet kan aannemen.

Marcus 7
14 En toen Hij heel de menigte bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Luister allen naar Mij en begrijp het goed:
15 Er is niets dat van buitenaf de mens binnengaat, dat hem kan verontreinigen; maar de dingen die van hem uitgaan, die zijn het die de mens verontreinigen.
16 Als iemand oren heeft om te horen, laat hij dan horen.
17 En toen Hij bij de menigte vandaan thuisgekomen was, vroegen Zijn discipelen Hem naar de gelijkenis.
18 En Hij zei tegen hen: Bent ook u zo onwetend? Ziet u niet in dat alles wat van buitenaf de mens binnengaat, hem niet kan verontreinigen?
19 Want het komt niet in zijn hart maar in zijn buik en gaat in de afzondering naar buiten. Zo wordt al het voedsel gereinigd.

God ziet alle goddeloze dingen in ons hart. Alle zonde. Luister maar eens naar de lijst die de Heere Jezus geeft van zonden die in ons hart wonen.

Marcus 7
21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen voort kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord,
22 diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid;
23 al deze slechte dingen komen van binnenuit en verontreinigen de mens.

Gelukkig komen deze zonden niet bij iedereen naar buiten. Maar ze zijn in het hart van iedereen. Als je eerlijk bent, zeg je: ja dat klopt. Op het plaatje staan een aantal van deze zonden in het Engels genoemd.

Het zijn deze zonden die maken dat God ons niet kan aannemen.

D. Trots en nederig

Lucas 18
9 En Hij sprak ook met het oog op sommigen die van zichzelf overtuigd waren dat zij rechtvaardig waren en alle anderen minachtten, deze gelijkenis:
10 Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden. De één was een Farizeeër en de ander een tollenaar.
11 De Farizeeër stond daar en bad dit bij zichzelf: O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar.
12 Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit.
13 En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde ook zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen, maar sloeg op zijn borst en zei: O God, wees mij, de zondaar, genadig.
14 Ik zeg u: Deze man ging gerechtvaardigd terug naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere. Want ieder die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

De Heere Jezus vertelde deze gelijkenis over trots en nederigheid.

De Farizeeër ging naar de tempel om met God te praten. Hij was een trotse man. Hij vertrouwde op alles wat hij goed had gedaan. Hij zou toch wel goed genoeg zijn voor God? Deze Farizeeër kan vergeleken worden met Kaïn. Kaïn kwam ook op zijn eigen manier tot God. Net zoals God Kaïn niet kon aannemen, zo kon God ook deze Farizeeër niet aannemen, maar moest Hij hem verwerpen of afkeuren.

Veel mensen denken gered te worden door God omdat ze goede dingen gedaan hebben.

  • Ze hebben een goed leven geleid.
  • Ze waren lid van de kerk.
  • Ze zijn gedoopt.
  • Ze hebben geld of spullen aan goede doelen gegeven.
  • Ze hebben mensen geholpen,

Of omdat ze slechte dingen niet gedaan hebben.

  • Ze drinken geen alcohol.
  • Ze roken niet.
  • Ze stelen niet.

Dan ben je toch beter dan mensen die deze dingen allemaal wel doen? Of niet?

God zegt dat alle mensen gezondigd hebben. Iedereen is van Hem gescheiden. Er is niets wat een mens kan doen om de relatie met God weer goed te maken. Elk mens is onrein.

Jesaja 64:6a Echter, wij zijn allen als een onreine, al onze rechtvaardige daden zijn als een bezoedeld kleed...
Romeinen 3:12b Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.

Kijk eens naar deze foto. Een kliko, dat waar je normaal al je afval in doet, is verstopt in een mooie plantenbak. Zo is het ook met Farizeeër uit de gelijkenis. Hij probeert de rommel, de zonde van zijn hart, te verstoppen en er goed uit te zien. Goed te doen.

Deze tollenaar probeerde de zonde in zijn hart nìet te verstoppen voor God. Hij zag zichzelf zoals God hem zag. Hij was het met God eens dat hij een zondaar was. Hij wist dat als God geen Redder zou sturen, hij de eeuwigheid door zou brengen zonder God. Maar deze man vertrouwde de Heere Jezus als zijn Redder. God vergaf hem en nam hem aan. God aanvaardde hem. Hij was zoals Abel die het met God eens was en alleen in God vertrouwde.

De Farizeeër wilde niet toegeven dat hij schuldig was en een hulpeloze zondaar was die Gods genade nodig had. Daarom werden zijn zonden niet vergeven. God verwierp hem net zoals Hij de ongelovige Kaïn verworpen had.

De tollenaar was anders. Hij geloofde Gods Woord en gaf toe dat hij een hulpeloze zondaar. Hij gaf toe dat hij alleen door Gods genade van het oordeel gered kon worden. En daarom werd hij ook gered.

Iemand die tot God komt in geloof en de Heere Jezus aanneemt, wordt door God aanvaardt. En het maakt niet uit, of andere mensen hem of haar slecht vinden.

God zal zo iemand aannemen omdat hij gelooft in Jezus Christus als Zijn Redder. Dat is de enige manier dat God ons aanvaardt. Hij zal iedereen verwerpen die anders tot Hem komt. Er is gewoon niets dat we kunnen doen om gered te worden. We kunnen niet komen op onze manier. Het moet op Gods manier. Net als bij Abel.

Romeinen 3
23 Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God,
24 en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
25 Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbijgaan aan de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God.
26 Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is.

Een mooie Bijbeltekst om bij deze les uit het hoofd te leren:

Efeze 2
8 Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God;
9 niet uit werken, opdat niemand zou roemen.

In de NBG vertaling kan je hem ook zingen op muziek.

Vragen

  1. Wie maakten hun eigen wetten en regels?
    Antw. Dat deden de Farizeeërs.
  2. Wat zegt God ervan als mensen dingen aan Gods Woord toevoegen of er dingen uitlaten?
    Antw. God zegt dat dat verkeerd is (Deuteronomium 4:2 en Openbaring 22: 18-19).
  3. Wat moeten we eten zodat God ons zal aannemen?
    Antw. Geen enkel soort eten maakt dat God ons aanneemt. Bepaalt eten wel of niet kan ons niet dichter bij God brengen.
  4. Van welke van de twee mannen uit de gelijkenis werden de zonden vergeven, van de Farizeeër of van de tollenaar?
    Antw. Van de tollenaar werden de zonden vergeven.
  5. Waarom kon God de Farizeeër niet aannemen?
    Antw. Omdat de Farizeeër niet wilde toegeven dat hij een zondaar was en een Redder nodig had.