Een vast fundament

Les 31

Jezus maakt duidelijk dat hij God is - De religieuze leiders wijzen Jezus af - Jezus kiest twaalf discipelen

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Hoe zou het geweest zijn als wij geleefd zouden hebben in de tijd dat de Heere Jezus als mens op aarde rondwandelde? Zou jij tussen al die mensen gezeten hebben om naar Hem te luisteren? Of gelopen hebben tussen de mensen die Hem graag wilden zien?

Sommige mensen wilden de Heere Jezus graag zien omdat ze nieuwsgierig waren. Anderen wilden genezen worden. Er waren mensen die dachten dat Hij koning zou worden en hen van de Romeinen zou bevrijden. En weer anderen wilden Hem horen omdat Hij Gods Woord met gezag (met autoriteit) sprak. Maar er was ook een groep mensen die hoopte dat ze iets verkeerds in Hem konden vinden. Zij waren jaloers op Zijn bediening. Ze wilden de waarheid niet: ze wilden alleen zelf in het middelpunt staan.

Lees Markus 2:1-17. Dit staat helemaal onderaan de pagina.

A. Jezus leerde de mensen Gods Woord

Anderen wilden horen wat Jezus onderwees. Lees maar.

Marcus 2
1 En na enkele dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaüm; en men hoorde dat Hij thuis was.
2 En meteen verzamelden zich daar velen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten; en Hij sprak het Woord tot hen.

Jezus onderwees hen de woorden van God. Hij vertelde de mensen dezelfde boodschap die we vandaag gaan bestuderen.

B. Een zieke man werd bij Jezus gebracht

In Marcus 2:3 wordt een zieke man naar Jezus gebracht.

Markus 2:3 Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen.

Deze man kon niets doen waardoor hij beter zou kunnen worden. Geen dokter kon hem genezen en ook zijn vrienden konden hem niet beter maken. Hij was verlamd.

Dit doet ons denken aan ons mensen, wij zijn hulpeloos. Niemand kan zichzelf redden van de macht van Satan, van zonde. Niemand kan zichzelf redden van de straf voor de zonde.

Marcus 2:4: En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer.

Deze mannen brachten hun zieke vriend naar de Enige die hen kon helpen.

C. Jezus vergaf de zonde van de zieke man

Marcus 2:5: En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.

Het eerste wat Jezus deed was zijn zonden vergeven! Jezus zag dat ze Hem echt geloofden en vergaf daarom de zonden van de man.

Marcus 2
6 En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart:
7 Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

Heeft een pastoor, priester, voorganger of dominee de macht om zonden te vergeven? Nee! Alleen God Zelf kan zonden vergeven.

Deze mannen hadden gelijk toen ze zeiden dat alleen God zonden kan vergeven, maar ze hadden niet gelijk toen ze zeiden dat Jezus gezondigd had. Omdat Jezus God is, had Hij de macht om mensen hun zonden te vergeven. De schriftgeleerden geloofden niet dat Jezus Gods Zoon was Die van de hemel naar de aarde was gekomen als de Verlosser. Ze dachten dat Hij een gewoon mens was.

1 Timotheus 2
4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.
5 Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus.

D. Jezus genas de zieke man

In Marcus 2:8, het volgende vers in dit verhaal, staat iets wonderlijks:

Marcus 2:8 En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart?

Zelfs al zeiden deze mannen niets, Jezus wist wat ze dachten.

Daarna liet Jezus zijn macht zien door de zieke man volkomen te genezen.

Marcus 2
9 Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?
10 Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde):
11 Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.
12 En hij stond meteen op, en nadat hij de ligmat opgenomen had, ging hij voor het oog van allen naar buiten, zodat zij allen buiten zichzelf waren en God verheerlijkten en zeiden: Wij hebben nog nooit zoiets gezien!

De mensen waren verbaasd en prezen God.

E. Jezus riep Levi

Jezus riep Levi om Hem te volgen als één van Zijn discipelen (leerlingen).

Marcus 2:14 En Hij ging verder en zag Levi, de zoon van Alfeüs, in het tolhuis zitten en zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.

Levi werd ook wel Mattheüs genoemd. Toen Jezus Mattheüs riep om Hem te volgen, werkte hij voor de Romeinen. Hij moest zorgen dat zijn eigen mensen, de Joden, belasting betaalden. Hij moest het belastinggeld weer doorgeven aan de Romeinen. Omdat tollenaars voor de Romeinen werkten, hadden de Joden een hekel aan hen. Ook vroegen veel tollenaars meer belasting dan nodig was. Het extra geld hielden ze dan zelf.

F. Mattheus bekeerde zich van zijn zonde

Mattheus veranderde van gedachten over zichzelf, over zijn zonde en over Gods Woord. Hij was het met God eens dat hij een zondaar was en vertrouwde Jezus als zijn Redder. Jaren later gebruikte de Heere Jezus Mattheus om één van de Bijbelboeken te schrijven (het Bijbelboek Mattheus). De Heilige Geest vertelde Mattheus wat hij moest schrijven.

2 Petrus 1:20 Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat.

G. Jezus kwam om zondaars te roepen

Toen Jezus Mattheus geroepen had om Hem te volgen, liet Hij aan de mensen zien met welk doel Hij naar de aarde gekomen was. Dat deed Hij terwijl Hij in het huis van Mattheus was.

Marcus 2:15-17
15 En het gebeurde, toen Hij in diens huis aanlag, dat ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en Zijn discipelen aanlagen; want zij waren met velen en waren Hem gevolgd.
16 En toen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem zagen eten met de tollenaars en zondaars, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars?
17 En toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.

De Schriftgeleerden en Farizeeën waren trots. Zij dachten dat ze veel beter dan anderen waren omdat ze vastten, baden en vele andere dingen deden. Zij dachten dat God hen daarom wel aardig en goed zou vinden. De Schriftgeleerden en Farizeeën wilden niet met tollenaars eten. Tollenaars waren mensen die zondigden en iedereen kon dat zien en weten.

Jezus vertelde de Schriftgeleerden en Farizeeën dat gezonde mensen geen dokter nodig hebben, maar zieke mensen. Jezus kwam niet om mensen te helpen die denken dat ze goed zijn en daarom door God aangenomen zullen worden. Hij kwam om de Verlosser te zijn van diegenen die toegeven dat ze hulpeloze zondaars zijn, die alleen door Gods genade gered kunnen worden.

H. Het kwade plan van de Farizeeën

De religieuze leiders hadden de boodschap die God door Johannes gegeven had afgewezen, en nu deden ze hetzelfde met het onderwijs van Jezus, de Redder. Zij keken de hele tijd naar Jezus of Hij iets zou doen wat tegen hun regels was zodat zij Hem konden veroordelen en Hem konden doden.

Marcus 3
1 En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en er was daar iemand die een verschrompelde hand had.
2 En ze letten scherp op Hem om te zien of Hij hem op de sabbat genezen zou, opdat zij Hem zouden kunnen beschuldigen.

Jezus gehoorzaamde God in alles, maar de religieuze leiders hadden naast Gods Woord allerlei extra regels gemaakt. Ze wilden dat God hen “goed” zou vinden en ze wilden er zeker van zijn dat ze de geboden uit Gods Woord niet overtraden.

Eén van de regels die ze hadden gemaakt was, dat het verkeerd was om iemand op de Sabbath te genezen. Zij vonden dat werk. Maar Jezus wilde deze regel van de religieuze leiders niet volgen, omdat God die regel niet gegeven had.

De Joodse leiders haatten Jezus omdat Hij zei dat Hij Gods Zoon was. Ze haatten Hem ook omdat Hij hen zondaars noemden. Jezus wist dat zij God niet echt aanbaden. Zij deden religieus aan de buitenkant, maar van binnen waren ze egoïstisch en slecht. De Bijbel noemt zulke mensen huichelaars. Zie ook Mattheus 23:1-39.

Grote scharen mensen volgden Jezus. Dat maakte de Joodse religieuze leiders jaloers en ze gingen hem daarom nog meer haten. Denk erover na: Sommige mensen vandaag zijn net als de Joodse religieuze leiders. Zij zijn religieus aan de buitenkant, maar luisteren niet naar wat God zegt.

Lees Markus 3:1-19. Dit staat onderaan deze les.

I. Jezus genas de man zijn hand

In Marcus 3:3-5 staat dat Jezus de hand van de man genas.

Marcus 3
3 En Hij zei tegen de man die de verschrompelde hand had: Sta op en ga in het midden staan.
4 En Hij zei tegen hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden? En zij zwegen.
5 En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere.

Jezus was boos op deze Joodse leiders omdat zij zo ongelovig waren. De Farao in de tijd van Mozes was ook tegen God en God liet hem omkomen. Het is dom voor een mens om zich tegen God te verzetten. God zal iedereen straffen die niet in Hem wil geloven.

Jezus genas de hand van deze man. Niemand kon dit doen, alleen God. Jezus is God en God is almachtig. Hoe genas Jezus deze man? Hij sprak en de hand van de man was genezen. Denk terug aan hoe God de aarde schiep. Hij maakte ook alles door alleen maar te spreken. Zie Psalm 33:9.

J. De Farizeeërs en de Herodianen smeedden een plan om Jezus te doden

Lees wat er staat in Marcus 3:6.

Marcus 3:6 En toen de Farizeeën weggegaan waren, beraadslaagden zij meteen met de Herodianen tegen Hem hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.

De Herodianen waren de volgelingen van koning Herodes. Zij wilden geen andere koning.

K. Jezus onderwees de grote scharen en genas de zieken

Grote groepen mensen bleven komen om Jezus te horen spreken en om door Hem genezen te worden. Lees maar in Marcus 3.

Marcus 3
7 En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte uit Galilea en uit Judea,
8 en uit Jeruzalem en uit Idumea en van over de Jordaan; ook een grote menigte uit de omgeving van Tyrus en Sidon, die gehoord had wat voor grote dingen Hij deed, kwam naar Hem toe.
9 En Hij zei tegen Zijn discipelen dat er steeds een scheepje bij Hem moest blijven vanwege de menigte, opdat ze Hem niet verdringen zouden.
10 Want Hij had er velen genezen, zodat allen die aandoeningen hadden, op Hem aandrongen om Hem te kunnen aanraken.

Jezus onderwees, Hij leerde de mensen aan de kust van het meer van Galilea. Er waren zoveel mensen die bij Jezus wilden komen dat Hij in een boot ging staan. De mensen konden Hem zo goed zien en horen. Er is nooit iemand geweest zoals Jezus. Hij is groter dan iedereen. Als mensen geloofden dat Hij hen kon genezen, was zelfs een aanraking genoeg om daadwerkelijk genezen te worden.

Marcus 5
25 En een zekere vrouw, die al twaalf jaar bloedvloeiingen had,
26 en veel geleden had door toedoen van veel dokters, en alles wat zij bezat, daaraan uitgegeven had en geen baat gevonden had, maar met wie het veeleer erger geworden was,
27 deze had van Jezus gehoord en kwam van achteren de menigte in en raakte Zijn bovenkleed aan,
28 want zij zei: Als ik maar Zijn kleren kan aanraken, zal ik gezond worden.
29 En meteen droogde de bron van haar bloed op, en merkte zij aan haar lichaam dat zij van die aandoening genezen was.

L. De boze geesten kenden Jezus

De Joodse leiders geloofden niet dat Jezus de Zoon van God was, maar boze geesten, demonen, wisten dat Hij de Zoon van God was.

Marcus 3:11 En telkens wanneer de onreine geesten Hem zagen, vielen zij voor Hem neer en riepen: U bent de Zoon van God.

Deze boze geesten kenden Jezus van de tijd voordat ze Satan volgden. Ze hadden Hem gediend in de hemel. Jezus beval de boze geesten dat ze stil moesten zijn. Zie Marcus 3:12. En dat gebeurde. Hij wilde niet dat mensen Hem zouden geloven door wat de demonen zeiden. Jezus wilde dat de mensen door Zijn onderwijs zouden inzien dat ze zondaars waren en een Redder nodig hadden. Ook vandaag wil Jezus dat we eenvoudig Zijn Woord geloven en niet bevestigingen zoeken op andere manieren.

M. Jezus koos twaalf discipelen

In Marcus 3:13-19 staat dat Jezus zich twaalf discipelen koos die Hem volgden. Jezus had veel discipelen (leerlingen), die Hem volgden om Gods boodschap te leren. Van deze grote groep discipelen koos Jezus er twaalf uit die Hem zouden helpen in Zijn werk van bijvoorbeeld onderwijzen en genezen. Jezus had het plan om deze mannen te trainen om Zijn apostelen te worden. De meeste van deze twaalf discipelen waren heel gewone mensen die niet een hoge opleiding hadden gehad. Sommigen waren vissers voordat zij Jezus gingen volgen. Deze mensen hadden gezien hoe bijzonder en belangrijk het was om van deze Redder, Jezus Christus, te leren en om Hem te geloven. Allen geloofden Hem, behalve Judas Iskariot. Judas zei dat hij God geloofde en Jezus vertrouwde, maar hij sprak alleen met zijn lippen. Hij was een huichelaar. Hij geloofde niet echt in Jezus als Verlosser. De andere elf discipelen wisten niet dat Judas geen echte gelovige was, maar Jezus wel. Jezus wist dat Judas Hem zou verraden.

Jezus kende de harten van de mensen

Hij genas mensen

Hij had macht over demonen

Hij was echt God

Maar de religieuze leiders verwierpen Hem

Jezus koos gewone mensen om Zijn volgelingen te zijn

Hij wilde dat de hele wereld zou weten dat Hij gekomen was om mensen te redden van de macht van Satan en van de straf voor de zonde

Vragen

  1. Welke mensen wezen de Heere Jezus en God's Woord af? (Ze wilden Hem niet geloven en in Hem vertrouwen)
    Antw: De schriftgeleerden en de Farrizeërs, de religieuze leiders.
  2. Wie kan zonden vergeven?
    Antw. God of Jezus.
  3. Waarom vergaf Jezus de zonden van de verlamde man?
    Antw. Omdat Hij geloof zag.
  4. Wie had Mattheus gezegd dat hij dit boek van het Nieuwe Testament moest schrijven?
    Antw. De Heilige Geest.
  5. Voor wie kwam de Heere Jezus naar de aarde?
    Antw. Voor de mensen die geloven dat ze hulploze zondaars zijn (ze kunnen zichzelf niet redden en hebben daar Iemand bij nodig).
  6. Waarom haatten de Joodse leiders de Heere Jezus en wilden ze Hem doden?
    Antw. Omdat Jezus zei dat hij Gods Zoon was, de beloofde Verlosser.
    Omdat Jezus zei dat zij zondaars waren.
    Omdat ze jaloers waren op Jezus. Jezus had veel mensen die Hem volgden.

Bijbelteksten

Markus 2
1 En na enkele dagen kwam Hij opnieuw in Kapernaüm; en men hoorde dat Hij thuis was.
2 En meteen verzamelden zich daar velen, zodat zelfs de ruimte bij de deur hen niet meer kon bevatten; en Hij sprak het Woord tot hen.
3 Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen.
4 En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer.
5 En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.
6 En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart:
7 Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
8 En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart?
9 Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen?
10 Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde):
11 Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis.
12 En hij stond meteen op, en nadat hij de ligmat opgenomen had, ging hij voor het oog van allen naar buiten, zodat zij allen buiten zichzelf waren en God verheerlijkten en zeiden: Wij hebben nog nooit zoiets gezien!
13 En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen.
14 En Hij ging verder en zag Levi, de zoon van Alfeüs, in het tolhuis zitten en zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem.
15 En het gebeurde, toen Hij in diens huis aanlag, dat ook veel tollenaars en zondaars met Jezus en Zijn discipelen aanlagen; want zij waren met velen en waren Hem gevolgd.
16 En toen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem zagen eten met de tollenaars en zondaars, zeiden zij tegen Zijn discipelen: Waarom eet en drinkt Hij met de tollenaars en zondaars?
17 En toen Jezus dat hoorde, zei Hij tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.
Markus 3
1 En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en er was daar iemand die een verschrompelde hand had.
2 En ze letten scherp op Hem om te zien of Hij hem op de sabbat genezen zou, opdat zij Hem zouden kunnen beschuldigen.
3 En Hij zei tegen de man die de verschrompelde hand had: Sta op en ga in het midden staan.
4 En Hij zei tegen hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden? En zij zwegen.
5 En nadat Hij hen rondom toornig aangekeken had, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, zei Hij tegen de man: Steek uw hand uit. En hij stak hem uit, en zijn hand werd hersteld, gezond als de andere.
6 En toen de Farizeeën weggegaan waren, beraadslaagden zij meteen met de Herodianen tegen Hem hoe zij Hem om zouden kunnen brengen.
7 En Jezus vertrok met Zijn discipelen naar de zee; en Hem volgde een grote menigte uit Galilea en uit Judea,
8 en uit Jeruzalem en uit Idumea en van over de Jordaan; ook een grote menigte uit de omgeving van Tyrus en Sidon, die gehoord had wat voor grote dingen Hij deed, kwam naar Hem toe.
9 En Hij zei tegen Zijn discipelen dat er steeds een scheepje bij Hem moest blijven vanwege de menigte, opdat ze Hem niet verdringen zouden.
10 Want Hij had er velen genezen, zodat allen die aandoeningen hadden, op Hem aandrongen om Hem te kunnen aanraken.
11 En telkens wanneer de onreine geesten Hem zagen, vielen zij voor Hem neer en riepen: U bent de Zoon van God!
12 En Hij gebood hun streng en met klem dat zij niet bekend zouden maken wie Hij was.
13 En Hij klom de berg op en riep bij Zich wie Hij wilde; en zij kwamen naar Hem toe.
14 En Hij stelde er twaalf aan om bij Hem te zijn, en om hen uit te zenden om te prediken, 15 en macht te hebben om de ziekten te genezen en de demonen uit te drijven.
16 En Simon gaf Hij de naam Petrus,
17 en verder Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, de broer van Jakobus – aan hen gaf Hij de naam Boanerges, wat ‘zonen van de donder’ betekent –
18 en Andreas en Filippus en Bartholomeüs en Mattheüs en Thomas en Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Thaddeüs en Simon Kananites,
19 en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft.