Argument van kinderdoper: Bij het lezen van de Bijbel springt de gedachte van het verbond, en de doop van de kinderen als behorende bij het verbond, niet zomaar ineens in het oog.

Weerlegging: De term "verbond" wordt hier gebruikt zonder nader uit te leggen om wat voor een verbond het gaat. De verbondstheologie is pas goed tot ontwikkeling gekomen rond de Reformatie. Inderdaad zal het “verbond” niet direct duidelijk in het oog springen voor de gewone man, want men moet zich eerst in de theologie verdiept hebben om dit verbond te kunnen zien. Het “verbond” is een theologische uitdrukking, een theologisch verbond. Het is geen Bijbels verbond.


Argument van kinderdoper: Wie meent dat de besnijdenis uitsluitend bedoeld was voor het Joodse volk in de oude bedeling, en de doop daar geheel los van staat en aan de kerk in het Nieuwe Testament is gegeven, die scheidt vaneen wat God heeft samengevoegd: De beide Testamenten, het Oude en het Nieuwe, die vormen samen de ene Bijbel.

Weerlegging: Het is juist te stellen dat het Oude en het Nieuwe Testament nooit gescheiden kunnen worden. Maar de stelling dat de besnijdenis en doop bij elkaar horen, zoals het Oude en het Nieuwe Testament bij elkaar horen, wordt zomaar even zonder Bijbels bewijs geponeerd.


Argument van kinderdoper: De geloofsdoop komt voort uit een behoefte van de gelovigen die graag een zichtbare onderstreping willen hebben van hun geloof. Ook komt het voort uit de behoefte aan een geestelijke ervaring.

Weerlegging: Dit is niet niet correct. De geloofsdoop is de meest voorkomende christelijke doop in het Nieuwe Testament. Daar komt het uit voort. Het wordt gedaan op het bevel van onze Heere Jezus Christus. Zie het doopbevel. Als er geloof is, dan mag er gedoopt worden. Als er geen geloof is, dan is dat een verhindering voor de doop. Zie de kamerling, en Cornelius.


Argument van kinderdoper: Bij de leer van de heilige doop onderscheiden we de schenking van de deelachtigmaking. In de doop verbindt God de mens aan Christus en aan al Zijn weldaden. Romeinen 6:3-6: Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding; Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. De weldaad van de deelachtigmaking is iets anders. Dit houdt in dat we de zonden niet meer dienen, maar God liefhebben en voor Hem leven. Dit gaat door wedergeboorte, geloof, en bekering. Gods gewilligheid blijkt uit Zijn gave, uit Zijn geschenk. Hij belooft dat Hij door de Heilige Geest wil toepassen wat Hij ons in Christus geschonken heeft. Hierin zien we de rijkdom van de heilige doop.

Weerlegging: De genoemde zaken klinken wel heel mooi, maar komen ze ook overeen met de Schrift? Wordt de doop in het Nieuwe Testament ook gezien als "schenking", of wordt het daar verbonden met bekering, geloof, en ontvangen van de Heilige Geest? Het is duidelijk zichtbaar in het Nieuwe Testament, dat de mensen gedoopt werden na geloof en/of ontvangen van de Heilige Geest. Zie de teksten die dit bewijzen. We kunnen dus niet zeggen dat de doop slechts een "schenking" is, en meer niet. De doop volgt duidelijk op geloof. Of anders gezegd: De doop volgt op de "deelachtigmaking".


Argument van kinderdoper: De genoemde teksten in Handelingen gaan over de geloofsdoop. We hebben het nu over kinderen die geboren zijn op het erf van het verbond. Was de besnijdenis in het Oude Testament een schenking of een deelachtigmaking?

Weerlegging: Uiteraard gaan de teksten in Handelingen over de geloofsdoop. Want teksten die specifiek over de kinderdoop gaan, die zijn er niet te vinden in de Bijbel. De besnijdenis was geen schenking en geen deelachtigmaking. Uit Genesis 17:11 blijkt wat het wel was: En gij zult het vlees uwer voorhuid besnijden; en dat zal tot een teken zijn van het verbond tussen Mij en tussen u. Het was een "teken" van het verbond, om precies te zijn. In de terminologie van "schenking" en "deelachtigmaking" zou het onder de "schenking" vallen. Want God was de eerste.

Argument van kinderdoper: Als de besnijdenis als een schenking gezien wordt, dan kun je dit dus ook zeggen van de kinderdoop.

Weerlegging: Ik kan die sprong van besnijdenis naar kinderdoop niet in de Schrift vinden. Dat staat er gewoon niet.


Argument van kinderdoper: In het doopbevel staat dit: Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb (Mattheüs 28:19). We hebben hier de instelling van de christelijke doop. De doop van de zuigelingen komt hier niet aan de orde. De zuigelingen worden nog niet genoemd. Maar dit betekent niet dat ze uitgesloten worden.

Weerlegging: Leg dan maar eens uit hoe je de zuigelingen kunt "onderwijzen", volgens het bevel van Christus, en ze dan na onderwijs kunt "dopen", volgens hetzelfde bevel van Jezus. In het doopbevel gaat het over mensen die het gegeven onderwijs kunnen begrijpen. Zuigelingen kunnen dit niet.


Argument van kinderdoper: Petrus zegt tegen het Joodse volk: Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal (Handelingen 2:37-41). Dat kinderen en jongeren tot het verbond behoren is dus niet ineens afgeschaft of veranderd op de pinksterdag. Net zoals de kinderen vroeger besneden werden, moeten ze dus nu ook gedoopt worden.

Weerlegging: Inderdaad, de belofte komt ook aan uw kinderen toe. Als de kinderen op grond van deze belofte, op de pinksterdag, gedoopt zouden moeten worden, dan zou dat op die dag ook gedaan moeten zijn. Maar we lezen er niets van dat de kinderen toen op die dag gedoopt werden. Degenen die het woord van Petrus graag aannamen, die werden gedoopt op die dag. De kinderen niet.


Argument van kinderdoper: De doop moet ook begrepen worden als een teken van de inlijving in de christelijke kerk.

Weerlegging: De doop ook een teken van inlijving in de christelijke kerk? Waar staat dat in de Bijbel? Paulus schrijft dat de doop een begraven met Jezus weergeeft, en een opstanding met Hem door het geloof (Kolossenzen 2:12). Als iemand tot geloof komt, dan behoort hij of zij tot de christelijke gemeente, de gemeente van de Heere Jezus Christus, die Hij gekocht heeft met Zijn bloed. Deze christelijke gemeente is niet een zichtbare kerk met een bepaalde naam. Kinderen kunnen doopleden worden van sommige zichtbare kerken. Maar lid van het lichaam van Christus, dat kan iemand alleen worden door geloof. En op dat geloof volgt de doop. De doop is niet een teken van de doopleden van een bepaalde zichtbare kerk. Dit te zeggen is niet Bijbels.


Argument van kinderdoper: De doop in Handelingen 2 moet niet worden gezien als iets dat volgt op het geloof. Doop en geloof kunnen niet op deze manier verbonden worden.

Weerlegging: De doop zou niet op geloof volgen? Wat staat er hierover in de Bijbel? Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen (Handelingen 2:41). Wat betekent het dat zij, die het woord gaarne aannamen, gedoopt werden? Het betekent dat ze geloofden, en toen gedoopt werden. Het is hier duidelijk dat de doop verbonden is met geloof.


Argument van kinderdoper: De doop bekrachtigt niet het geloof, maar het verbond. Dit blijkt uit het feit dat het bediend wordt in de Naam van Jezus.

Weerlegging: De bediening van de doop in de Naam van Jezus betekent dat Jezus het Hoofd is van een gelovige. De doop volgt op het geloof, zoals de Bijbel duidelijk laat zien.


Argument van kinderdoper: De doop in Handelingen 2 werd bediend op grond van het feit dat toen de heilstijd, het nieuwe verbond, is begonnen. Dus kan de doop het teken van het verbond worden genoemd.

Weerlegging: Dit houdt geen rekening met de Bijbelse gegevens waar de doop op het geloof volgt. Via een theologische redenatie komt het tot de dwaling om de doop een teken van het verbond te noemen. Op deze manier wordt de doop losgemaakt van het geloof. Dit losmaken vinden we niet in de Bijbel.


Argument van kinderdoper: Als iemand denkt dat de doop bediend wordt op geloof, dan betekent dit dat deze persoon de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament ontkent, de voortgang in de heilsgeschiedenis en het verband tussen belofte en vervulling niet ziet, en het verbondsmatige karakter van Handelingen 2 negeert.

Weerlegging: Dit zijn ernstige zaken die ten laste worden gelegd van iemand die op grond van het Woord van God ziet dat de doop bediend werd nadat iemand tot geloof gekomen is. Er staat: "Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt". Als de doop het teken van het verbond zou zijn, dan zou er moeten staan dat ze allemaal gedoopt werden. Want al de Joden die daar aanwezig waren, waren allemaal in het verbond met Abraham en zijn nakomelingen. Maar er staat niet dat ze allemaal gedoopt werden. Wie werden er dan gedoopt? Niet allen, maar degenen die zijn woord gaarne aannamen.


Argument van kinderdoper: De westerse mens van de 21e eeuw is individualistisch ingesteld. Dit individualisme is vreemd aan de Bijbel.

Weerlegging: Dit argument schijnt te ontkennen dat het geloof en doop persoonlijk zijn. De Bijbel leert duidelijk dat het geloof persoonlijk is. Elk individu moet persoonlijk geloven. Dat is wat de Bijbel zegt.


Argument van kinderdoper: De besnijdenis is het teken van het verbond. Daarom kunnen we uit de besnijdenis zien wat de doop betekent.

Weerlegging: Is het niet zo dat het verbond al in het paradijs ten tijde van Adam en Eva is opgericht? Toen is er met geen woord over besnijdenis gesproken. Ook bij Noach is er geen sprake van besnijdenis, maar ook toen al was het verbond al in werking. De besnijdenis is dus duidelijk niet een noodzakelijk onderdeel van het verbond. Het verbond was er al lang voordat er sprake was van besnijdenis.


Argument van kinderdoper: Abraham werd besneden op dezelfde dag als alle anderen in zijn huis. Dit maakt duidelijk dat de besnijdenis niet het geloof bekrachtigde, maar het verbond.

Weerlegging: De besnijdenis bekrachtigt het verbond niet, maar het bekrachtigt, per persoon, op persoonlijke wijze, het feit dat een bepaalde persoon in dit verbond met Abraham is. Hier is duidelijk te zien dat de besnijdenis persoonlijk is.


Argument van kinderdoper: "U komt de belofte toen, en uw kinderen". Het was voor de Joden van toen ondenkbaar dat de kinderen buitengesloten zouden worden. Hoewel dit niet duidelijk in de Bijbel staat, moeten we toch veronderstellen dat de kinderen in het verbond zijn. Als de kinderen er niet meer bij zouden horen, dan zou dit toch duidelijk vermeld moeten zijn. Op grond van bovenstaande kunnen we al concluderen dat ook de kleine kinderen het teken van de doop moeten ontvangen.

Weerlegging: De belofte komt toe aan de kinderen. Dit staat in Handelingen. Als de conclusie juist is, dat de kinderen de doop moeten ontvangen, dan zou Handelingen bij uitstek de plaats zijn waar we dit zouden kunnen lezen. Op de dag van de uitstorting van de Heilige Geest werden 3000 mensen gedoopt op die dag. Hier waren geen kleine kinderen bij. Daarmee vervalt de conclusie dat kleine kinderen het teken van de doop moeten ontvangen.


Argument van kinderdoper: De uitdrukking "de besnijdenis van Christus" in Kolossenzen 2:11 kan ook worden weergegeven als "de christelijke besnijdenis". Er is een sterke parallel tussen doop en besnijdenis. De doop is de vervulling van de besnijdenis, en is er voor in de plaats gekomen.

Weerlegging: Elders is dit argument al weerlegd.


Argument van kinderdoper: Het heil in Christus en de verkondiging daarvan worden bekrachtigd en uitgebeeld in de doop. Dit heil wordt ontvangen door het geloof. Door dit geloof wordt de betekenis van de doop ontvangen en beleefd.

Weerlegging: Bovenstaande bewering betekent dat iemand zonder geloof gedoopt mag worden. De kamerling vroeg in Handelingen 8:36 wat hem verhinderde gedoopt te worden. Filippus antwoorde dat als hij met zijn gehele hart geloofde, het dan geoorloofd was om gedoopt te worden. Hieruit blijkt duidelijk dat als de kamerling niet met zijn hele hart zou geloven, het dan niet geoorloofd was om gedoopt te worden. Maar de kinderdoper zegt dat het toegestaan is om zonder geloof gedoopt te worden. Want de doop zou slechts het heil in Christus uitbeelden en bekrachtigen. Daarom is de kinderdoper in tegenspraak met de Bijbel.


Argument van kinderdoper: Vanwege de zendingssituatie is het heel gewoon dat de doop pas werd bediend nadat men tot geloof kwam.

Weerlegging: Tijdens de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2 was er geen sprake van een zendingssituatie. Het gaat daar over het Joodse volk, het volk van God. Het gaat daar niet over een zendingssituatie. Alles vindt daar plaats binnen het volk van God, de Joden. Toch werd ook toen de doop bediend aan diegenen die tot geloof gekomen waren. Later begon de zending, in het bijzonder tijdens de zendingsreizen van Paulus. Daar lezen we nog steeds dat iemand op geloof gedoopt wordt. Ook werden er toen gehele huisgezinnen gedoopt. Hieruit zien we dat er bij de uitbreiding van de kerk binnen het Joodse volk, en bij de zending daarbuiten, in beide gevallen de doop op het geloof bediend wordt. Het argument over de zendingssituatie suggereert dat er, waar er geen sprake was van zending, er wel zuigelingen gedoopt werden. En het is juist daar, binnen het Joodse volk, dat we helemaal niets lezen over de doop van kinderen of gehele huizen. Hiermee vervalt het gehele argument van de zendingssituatie.


Argument van kinderdoper: Wie het geloof als voorwaarde ziet voor de doop lijkt van het geloof een werk te maken dat de mens moet volbrengen.

Weerlegging: Filippus maakte het geloof van de kamerling voorwaarde voor zijn doop. Als de kamerling van harte geloofde, dan was het toegestaan om gedoopt te worden. Wie hetzelfde zegt als Filippus zei, die zou van het geloof een werk maken dat de mens moet volbrengen? Wat een onbijbelse gedachte is dit.


Argument van kinderdoper: In de zogenaamde huisteksten werd het "gehele huis" gedoopt. In het Oude Testament zien we dat er vaak kinderen waren binnen dat "gehele huis". Het meest logisch is te veronderstellen dat er bij de doop van de gehele huizen ook kleine kinderen waren. Maar dit is niet te bewijzen.

Weerlegging: De huisteksten bewijzen niets. Met veronderstellingen kunnen we niets bewijzen. Hier is een mogelijke verklaring voor de toedracht bij de doop van de huisgezinnen.


Argument van kinderdoper: De kinderen en jongeren worden aangesproken in de brieven aan de gemeenten. Zie bijvoorbeeld Efeze 6:1-3 en Kolossenzen 3:20. Ze worden dus verondersteld deel uit te maken van de gemeente. Er was geen andere toegang tot de gemeente dan door de doop. Conclusie: De kinderen werden ook gedoopt.

Weerlegging: Laten we even goed nadenken. De kinderen die aangesproken werden hadden een dusdanige leeftijd bereikt dat ze de vermaningen aan hen gericht konden begrijpen. De kinderdopers willen graag de doop van de zuigelingen bewijzen. Die zuigelingen hebben nog geen begrip van dergelijke vermaningen. Het is mogelijk dat de kinderen door geboorte uit gelovige ouders in de gemeenten gekomen zijn. Of ze waren gedoopt op het moment toen ze als lid van een geheel huisgezin gedoopt werden. Maar dit bewijst in geen geval de huidige praktijk van de zuigelingendoop.


Argument van kinderdoper: Kinderen zijn op grond van 1 Korinthe 7:14 in Christus geheiligd, en daarom horen ze als leden van Zijn gemeente gedoopt te worden.

Weerlegging: Ten eerste: Omdat de kinderen al heilig zijn, hoeven ze dus niet meer gewassen, dat is, gedoopt, te worden. Ten tweede: Er staat in 1 Korinthe 7:14 niet dat ze "in Christus" geheiligd zijn, en er staat ook niet dat die kinderen "leden van Zijn gemeente" zijn.


Argument van kinderdoper: De kinderen werden tot Jezus gebracht. Jezus ontving hen en zegende hen. De zegen die in de kinderdoop wordt geschonken is inhoudelijk gelijk aan de zegen die Jezus gaf. De belofte van Jezus gaat aan het geloof vooraf. Ook ten aanzien van de doop kan daarom gezegd worden: Laat de kinderen tot de doop komen - of door hun ouders gebracht worden - en verhinder ze niet.

Weerlegging: Iemand die de kinderen tot Jezus brengt, die doet precies hetzelfde als wat de evangelisten beschrijven. Er is geen reden voor om hierbij aan een doop te denken. Het feit dat de zegen die in de kinderdoop wordt gegeven gelijk is aan de zegen die Jezus gaf, dat betekent alleen dat de kinderdoop toegevoegd is aan de zegen. En wel zonder grond in de Bijbel. Als Jezus de kinderen zegent, zonder doop, dan is dat nog steeds een zegen. Zie hier meer over dit onderwerp.


Argument van kinderdoper: Heeft de Reformatie dan een blinde vlek gehad rond de kinderdoop?

Weerlegging: Inderdaad waren de meeste Reformatoren voorstanders van de kinderdoop. Toch dachten alle Reformatoren niet helemaal hetzelfde. Zwingli onderschreef dat de betekenis van de doop afhankelijk was van geloof (Werken, vol. 4, blz. 191). Hij vond dat de doop uitgesteld zou moeten worden tot de ‘jaren des onderscheids’ (Vadian 2, blz. 231). Hij zei: ‘Niets doet mij op dit moment meer verdriet dan dat ik kinderen moet dopen, want ik weet dat het niet goed is’ (Quellen 4, blz. 184). Hij voegt er aan toe dat ‘wanneer ik er echter mee zou moeten stoppen, ik bang ben dat ik mijn prebend zal kwijtraken’. Hieruit blijkt dat er binnen de Reformatie geen blinde vlek geweest is rond de kinderdoop.


Argument van kinderdoper: Het verbond met Abraham en zijn zaad geldt voor het gehele volk Israel. Als teken daarvan werden de jongetjes besneden. Zonder besneden te zijn waren de meisjes er in begrepen. Het verbond met Abraham is niet opgehouden, maar is uitgebreid tot de heidenvolkeren. Zie de rede van Petrus op de Pinksterdag. Een kind geboren uit ouders, die belijdend lid zijn van een kerk, is door geboorte opgenomen in het verbond. Niet alle verbondskinderen zijn gelovigen.

Weerlegging: Het verbond met Abraham gaat door met alle lichamelijke nakomelingen van Abraham aangaande de belofte van het land Kanaan en aangaande de geestelijke dingen. Het verbond met Abraham geldt wat het geestelijke betreft de heidenvolkeren voorzover ze geloven, dat is, als ze in Christus zijn: "En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen" (Gal 3:29). Een kind geboren uit ouders, die belijdend lid zijn van een kerk, is door geboorte niet opgenomen in het verbond. Want alleen door het geloof is iemand in het verbond. Als dit kind gelooft, dan is het in het verbond. Als het kind niet gelooft, dan is het niet in het verbond. Dit blijkt hieruit: "Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham" (Gal 3:9). Het geldt voor de lichamelijke nakomelingen van Abraham dat niet alle kinderen van het verbond gelovigen zijn. Maar voor de heidenvolkeren geldt dat ze alleen door het geloof in het verbond met Abraham. Als er dus ongelovigen zijn, dan zijn ze geen kinderen van het verbond. Want alleen het geloof, en niets anders, maakt ze kinderen van het verbond. Het is niet mogelijk om het lichamelijke nazaat van Abraham één op één over te zetten naar het geestelijke nazaat. Alleen door het geloof in Jezus Christus, onze Heere, is iemand uit de heidenvolkeren een geestelijk kind van Abraham, en alleen door het geloof deelt iemand uit de heidenvolkeren in de beloften die aan Abraham gedaan zijn.