Onze Heere Jezus Christus heeft een bevel gegeven om te dopen.

De Heere Jezus is de Koning van Zijn gemeente. Hij is het die de christelijke gemeente regeert. Hij is het die als Koning een bevel kan geven. Als Hij iets beveelt, dan moet het gebeuren. Er moet gehoorzaamheid volgen op dit bevel.

De teksten waarin het doopbevel staat volgen nu.

Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb (Mattheüs 28:19).
En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden (Markus 16:15,16).

Als we goed opletten zien we dat er in bovenstaande teksten niet alleen een bevel is voor het dopen. Het gaat veel verder. Er is een bevel om “heen te gaan”, het “Evangelie te prediken”, de “volken te onderwijzen”, “ze te dopen”, en ze “te leren onderhouden” wat Jezus hen geboden heeft. Het is belangrijk om in te zien hoe breed de opdracht is. Als we ons zouden concentreren op de doop alleen, en de rest uit het oog zouden verliezen, dan zouden we eenzijdig bezig zijn.

Omdat dit artikel over de doop gaat, bekijken we de doop even wat nader, terwijl we in gedachten houden dat de andere genoemde opdrachten even belangrijk zijn.

In Mattheüs 28:19 staat: “Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende … lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.

Wat in dit vers niet staat is dit: Onderwijs de volken, en als ze tot geloof gekomen zijn, doop ze dan, en leer ze dan alle geboden onderhouden.

Wat er wel staat is dit: Onderwijs de volken, hen dopende … hen lerende.

De woordjes “dopende” en “lerende” zijn deelwoorden. Dit houdt in dat ze ook weergegeven kunnen worden als volgt: “Onderwijs de volken, door hen te dopen … door hen te leren”. Of het betekent dit: “Onderwijs de volken, met hen te dopen … met hen te leren”.

Op welke manier het ook uitgelegd wordt, we kunnen er uit leren dat het onderwijzen, het dopen, en het leren onderhouden, samen moeten gaan.

Dit is het bevel van de Koning van de christelijke gemeente, de Heere Jezus Christus.

Het doopbevel, of eigenlijk het zendingsbevel, luidt zo: Onderwijst al de volken, dezelve dopende ... (Mattheüs 28:19). We zien dit bevel letterlijk uitgevoerd wordt bij de stokbewaarder: Paulus en Silas onderwezen hen, want ze spraken het woord van de Heere tot de stokbewaarder, en tot allen die in zijn huis waren. Daarna zien we dat ze gedoopt worden. Onderwijst al de volken, dezelve dopende... Dit houdt ook in dat het nodig is dat de leden van de huishouding van dusdanige leeftijd zijn dat het inderdaad mogelijk is om het Woord tot hen te spreken. Een zekere mate van begrip behoort dan aanwezig te zijn bij die leden. Dit betekent dat een zekere leeftijd nodig is om op deze manier gedoopt te kunnen worden.