2 Korinthe 8
1 Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonie gegeven is. 2 Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rijkdom hunner goeddadigheid. 3 Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest; 4 Ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen geschiedt. 5 En zij deden niet alleen, gelijk wij gehoopt hadden, maar gaven zichzelven eerst aan den Heere en daarna aan ons, door den wil van God.

Paulus maakt de genade van God aan de broeders bekend. Hoe is die genade van God in dit geval zichtbaar geworden? Het is zichtbaar geworden in hun vrijgevigheid in de dienst van God. Hoewel de gemeenteleden zelf in zeer diepe armoede verkeerden, waren ze overvloedig in rijkdom in het goeddoen. Ze deden dit naar hun vermogen, je ze deden het zelfs boven hun vermogen.

Een belangrijk punt om te zien is dit: Het is niet zo dat ze gewoon de gaven gaven. Nee, het eerste wat ze deden was het zichzelf aan de Heere geven. En daarna gaven ze zichzelf aan Paulus en zijn metgezellen.

Hieruit is duidelijk te zien dat het echte dienen van de Heere begint met het zichzelf aan Hem overgeven, en daarna als tweede het doen van goede dingen.

Is dit een eigen werk? Nee, het is "de genade van God", zie vers 1. En het is "door de wil van God", zie vers 5. En daartussen zit het zichzelf overgeven aan God en mensen.