We lezen in de eerste brief van Petrus dat de doop een tegenbeeld is van het water van de zondvloed.

1 Petrus 3:20,21
20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water. 21 Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.

De mensen die voor de zondvloed leefden waren ongehoorzaam. Gedurende een lange tijd, 120 jaren lang, heeft God geduld gehad met de mensen, of ze zich zouden bekeren, voordat Hij de aangekondigde straf uitvoerde (Gen. 6:3). In de ark werden weinige mensen behouden door het water. Het tegenbeeld hiervan is de doop. Net als het water toen, behoudt ook nu de doop ons. De uitwendige doop als een afwassing behoudt niet. Maar wat ons behoudt is de geestelijke betekenis van de doop, namelijk de vraag van een goed geweten tot God, door de opstanding van onze Heere Jezus Christus. Dit kunnen we allemaal lezen in 1 Petrus 3:20 en 21.

Wat lezen we over Noach en over zijn huisgezin in de Bijbel? Dit:

Daarna zeide de HEERE tot Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht (Genesis 7:1).

De HEERE heeft gezien dat Noach rechtvaardig was. De Heere spreekt tot Noach alleen. Het staat in het enkelvoud in het Hebreeuws. Toch is het niet Noach alleen die gered wordt. Ook zijn hele huisgezin wordt bevolen om in de ark te gaan. Als we nu naar de doop als het tegenbeeld kijken, dan kunnen we ook zeggen dat de Heere bevolen heeft dat Noach en zijn hele huisgezin in de ark zouden gaan, en toen als het ware figuurlijk gedoopt werden door het water van de zondvloed. We zien dat zowel Noach als zijn huisgezin behouden werden en niet omkwamen in de zondvloed. En de doop is hiervan een tegenbeeld.

Het is hier duidelijk dat Noach, als het hoofd van zijn huisgezin, omdat hij rechtvaardig was voor God, als het ware gedoopt wordt in de zondvloed. Maar niet alleen hij, ook zijn hele huisgezin wordt bevolen om als het ware gedoopt te worden. Dit alles is een afbeelding van de christelijke doop. Dat zegt Petrus.

Het zal duidelijk zijn dat zowel Noach als zijn huisgezin geloofd hebben dat er een zondvloed aan stond te komen, en dat ze geloofd hebben dat ze door in de ark te gaan behouden zouden worden.

Noach en zijn hele huisgezin werden figuurlijk gedoopt. Dit gebeurde eenmaal bij de overgang van de oude zondige wereld naar de wereld na de zondvloed. Het is een soort wassing bij de overgang van het oude naar het nieuwe. Van hun nakomelingen na de zondvloed lezen we niet dat ze steeds opnieuw gedoopt werden na de geboorte van elk kind. Deze eenmalige figuurlijke doop was voldoende. Daar bleef het bij.

Petrus geeft duidelijk aan dat we niet stil kunnen blijven staan bij het water van de doop. Als we daar bij zouden blijven staan, dan worden we afgeleid van de Heere Jezus Christus. Hij alleen is het Die ons behouden kan door een waar geloof in Hem. Petrus geeft aan dat we geen kracht tot behoud kunnen toeschrijven aan de doop. Het behoud is alleen in de Heere Jezus.

Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij (Johannes 14:6).