In Handelingen 2 lezen we over de uitstorting van de Heilige Geest.

En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volken dergenen, die onder den hemel zijn (Handelingen 2:5). Deze hoorden Petrus preken. Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen (Handelingen 2:41).

Volgens de tekst gaat het hier om Joden. Daarom veronderstellen we dat ze besneden waren op de achtste dag na hun geboorte. Toen ze het woord van Petrus graag aannamen, werden ze gedoopt. Ook nu gebeurt dit nog bij de Messiasbelijdende Joden. Ze worden besneden op de achtste dag na de geboorte, en als ze tot geloof komen, dan worden ze gedoopt.

Er zijn mensen in christelijke kerken die gedoopt zijn als kind omdat ze van mening zijn dat dit gebeuren moet op grond van het verbond van God met Abraham, en omdat ze menen dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is. Als zulke mensen tot geloof komen, dan is het aan te raden dat ze dan alsnog de geloofsdoop ondergaan, net als de Joden op de dag van de uitstorting van de Heilige Geest. Die waren ook besneden, en daarna werden ze gedoopt.