Lijden

Over het lijden en Gods doel daarmee

(1) Voor hen die in pijn verkeren

Hebreeën 4:14-16
14 Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. 15 Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. 16 Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.

Hebreeën 12:1-13
1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo'n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. 3 Want let toch scherp op Hem Die zo'n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet verzwakt en bezwijkt in uw zielen. 4 U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde. 5 En u bent de vermaning vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. 6 Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. 7 Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? 8 Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. 9 En verder hadden wij onze aardse vaders als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven? 10 Want zij hebben ons wel voor een korte tijd naar het hun goeddacht bestraft, maar Hij doet dat tot ons nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. 11 En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid. 12 Hef daarom de slappe handen op en strek de knikkende knieën, 13 en maak rechte sporen voor uw voeten, opdat wat kreupel is, niet wordt ontwricht, maar veeleer genezen wordt.

Jesaja 40:30-31
30 Jongeren zullen moe en afgemat worden, jonge mannen zullen zeker struikelen; 31 maar wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen, zij zullen hun vleugels uitslaan als arenden, zij zullen snel lopen en niet afgemat worden, zij zullen lopen en niet moe worden.

Jesaja 43:1-3
1 Maar nu, zo zegt de HEERE, uw Schepper, Jakob, uw Formeerder, Israël: Wees niet bevreesd, want Ik heb u verlost, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij. 2 Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen. Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken. 3 Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige van Israël, uw Heiland. Ik heb Egypte als losgeld voor u gegeven, Cusj en Seba in uw plaats.

Romeinen 8:18 Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.

2 Korinthe 1:3-11
3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting, 4 Die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden. 5 Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig. 6 Of wij nu verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, die tot stand gebracht wordt in de volharding in hetzelfde lijden dat ook wij lijden; of dat wij getroost worden, het is eveneens tot uw vertroosting en zaligheid. 7 En onze hoop voor u is vast, in de wetenschap dat u, zoals u deelhebt aan het lijden, zo ook deelhebt aan de vertroosting. 8 Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten. 9 Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt. 10 Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal, 11 terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen.

2 Korinthe 4
1 Daarom, aangezien wij deze bediening hebben naar de barmhartigheid die ons bewezen is, verliezen wij de moed niet. 2 Integendeel, wij hebben de schandelijke, verborgen praktijken verworpen; wij wandelen niet in bedrog en vervalsen ook niet het Woord van God, maar door het openbaar maken van de waarheid bevelen wij onszelf aan bij elk menselijk geweten, in de tegenwoordigheid van God. 3 Maar in het geval dat ons Evangelie nog bedekt is, dan is het bedekt in hen die verloren gaan. 4 Van hen, de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is, hen niet zou bestralen. 5 Want wij prediken niet onszelf, maar Christus Jezus als Heere, en onszelf als uw dienstknechten om Jezus' wil. 6 Want God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene Die in onze harten geschenen heeft tot verlichting met de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. 7 Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons. 8 Wij worden in alles verdrukt, maar niet in het nauw gebracht; wij zijn in twijfel, maar niet vertwijfeld; 9 wij worden vervolgd, maar niet verlaten; neergeworpen, maar niet te gronde gericht. 10 Wij dragen altijd het sterven van de Heere Jezus in het lichaam mee, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam openbaar wordt. 11 Want wij die leven, worden voortdurend aan de dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus openbaar wordt in ons sterfelijk vlees. 12 Zo is dan de dood werkzaam in ons, maar het leven in u. 13 Maar omdat wij dezelfde Geest van het geloof hebben, overeenkomstig wat geschreven staat: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook. 14 Wij weten immers dat Hij Die de Heere Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en samen met u voor Zich zal stellen. 15 Want dit alles gebeurt ter wille van u, opdat de genade, die meer en meer is toegenomen, door de dankzegging van velen overvloedig wordt tot verheerlijking van God. 16 Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd. 17 Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een allesovertreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg. 18 Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn van het ogenblik, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.

Jakobus 1:2-4
2 Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt, 3 want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweeg brengt. 4 Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken, opdat u volmaakt bent en geheel oprecht, en in niets tekort schiet.

(2) Over de zin van het lijden

(a) Het versterkt geloof en karakter

Deuteronomium 8:11-16
11 Wees op uw hoede dat u de HEERE, uw God, niet vergeet, en daardoor Zijn geboden, Zijn bepalingen en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, niet in acht neemt. 12 Wanneer u eet, verzadigd wordt, goede huizen bouwt en daarin woont, 13 uw runderen en uw kleinvee talrijk worden en ook uw zilver en goud toeneemt, ja, alles wat u hebt, talrijk wordt, 14 pas ervoor op dat uw hart zich dan niet verheft en u de HEERE, uw God, vergeet, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft; 15 Die u geleid heeft in die grote en vreselijke woestijn, met gifslangen, schorpioenen en droogte, waar geen water was; Die uit hard gesteente water voor u liet komen, 16 Die u in de woestijn het manna liet eten, dat uw vaderen niet gekend hadden, opdat Hij u zou verootmoedigen en u op de proef zou stellen, om u uiteindelijk wel te doen.

Hebreeën 11:17 Door het geloof heeft Abraham, toen hij door God op de proef gesteld werd, Izak geofferd. En hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd.

Hebreeën 12:1-11
1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo'n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. 3 Want let toch scherp op Hem Die zo'n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet verzwakt en bezwijkt in uw zielen. 4 U hebt nog niet tot bloedens toe weerstand geboden in uw strijd tegen de zonde. 5 En u bent de vermaning vergeten waarmee u als kinderen wordt aangesproken: Mijn zoon, acht de bestraffing van de Heere niet gering en bezwijk niet, als u door Hem terechtgewezen wordt. 6 Want de Heere bestraft wie Hij liefheeft, en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt. 7 Als u bestraffing verdraagt, behandelt God u als kinderen. Want welk kind is er dat niet door zijn vader bestraft wordt? 8 Maar als u zonder bestraffing bent, waar allen deel aan hebben gekregen, bent u bastaarden en geen kinderen. 9 En verder hadden wij onze aardse vaders als opvoeders, en wij hadden ontzag voor hen. Zullen wij ons dan niet veel meer onderwerpen aan de Vader van de geesten, en leven? 10 Want zij hebben ons wel voor een korte tijd naar het hun goeddacht bestraft, maar Hij doet dat tot ons nut, opdat wij deel krijgen aan Zijn heiligheid. 11 En elke bestraffing schijnt op het moment zelf wel geen reden tot blijdschap te zijn, maar tot droefheid. Maar later geeft zij hun die erdoor geoefend zijn een vreedzame vrucht van gerechtigheid.

1 Petrus 1:5-7
5 U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. 6 Daarin verheugt u zich, ook al wordt u nu voor een korte tijd – als het nodig is – bedroefd door allerlei verzoekingen, 7 opdat de beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus.

(b) Overtuigt ons van zonde en hulpeloosheid

Job 36:8,9,15
8 En als zij met ketenen gebonden zijn, gevangen in banden van ellende, 9 dan maakt Hij hun werk aan hen bekend, en hun overtredingen, omdat die de overhand genomen hebben. 10 Hij opent hun oor voor Zijn vermaning, en zegt dat zij zich bekeren moeten van het onrecht. 15 God redt de ellendige in zijn ellende, en in de onderdrukking opent Hij hun oor.

Psalm 119:67 Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw woord in acht.

Lukas 15:11-24
11 En Hij zei: Een zeker mens had twee zonen. 12 En de jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van de goederen dat mij toekomt. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 En niet veel dagen daarna maakte de jongste zoon alles te gelde en reisde weg naar een ver land en verkwistte daar zijn vermogen in een losbandig leven. 14 En toen hij er alles doorgebracht had, kwam er een zware hongersnood in dat land en begon hij gebrek te lijden. 15 En hij ging heen en voegde zich bij één van de burgers van dat land, en die stuurde hem naar zijn akkers om de varkens te weiden. 16 En hij verlangde ernaar zijn buik te vullen met de schillen, die de varkens aten, maar niemand gaf hem die. 17 En nadat hij tot zichzelf gekomen was, zei hij: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed en ik kom om van honger. 18 Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. 19 En ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. Maak mij als één van uw dagloners. 20 En hij stond op en ging naar zijn vader. En toen hij nog ver van hem verwijderd was, zag zijn vader hem en deze was met innerlijke ontferming bewogen en hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem. 21 En de zoon zei tegen hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden. 22 Maar de vader zei tegen zijn slaven: Haal het beste gewaad tevoorschijn en trek het hem aan en geef hem een ring aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten. 23 En breng het gemeste kalf en slacht het, en laten we eten en vrolijk zijn. 24 Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn.

(c) Bereikt Gods doel

Handelingen 8:3-4
3 En Saulus begon de gemeente te verwoesten: hij ging de huizen binnen, sleepte mannen en vrouwen mee en leverde hen over in de gevangenis. 4 Zij dan die overal verspreid waren, trokken het land door en verkondigden het Woord.

Johannes 9:1-3
1 En in het voorbijgaan zag Hij iemand die blind was van de geboorte af. 2 En Zijn discipelen vroegen Hem: Rabbi, wie heeft er gezondigd, hij of zijn ouders, dat hij blind geboren zou worden? 3 Jezus antwoordde: Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet, maar dit is gebeurd, opdat de werken van God in hem geopenbaard zouden worden.

Johannes 11:3-4
3 Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek. 4 En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt.

Filippenzen 1:12-14
12 En ik wil dat u weet, broeders, dat wat er met mij is gebeurd, veeleer tot bevordering van het Evangelie heeft gediend, 13 zodat in het hele gerechtsgebouw en aan alle overigen bekend is geworden dat ik een gevangene ben om Christus' wil, 14 en dat het merendeel van de broeders in de Heere door mijn gevangenschap vertrouwen heeft gekregen om het Woord nog overvloediger onbevreesd te durven spreken.

Johannes 13:7 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Wat Ik doe, weet u nu niet, maar u zult het later inzien.

(d) Brengt ons terug bij God als we afdwalen

Jakobus 4:3 U bidt wel, maar u ontvangt niet, omdat u verkeerd bidt, met het doel het in uw hartstochten door te brengen.

Job 34:31-32
31 Zeker, Job heeft tegen God gezegd: Ik heb Uw straf gedragen, ik zal niet meer verderfelijk handelen. 32 Leert U mij wat ik niet zie; als ik onrecht begaan heb, zal ik het niet meer doen.

Jesaja 10:20 Op die dag zal het gebeuren dat de rest van Israël en wie van het huis van Jakob ontkomen zijn, niet langer zullen steunen op hem die hen geslagen heeft, maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige van Israël, in trouw.

Jeremia 31:18 Ik heb zeker gehoord dat Efraïm zichzelf beklaagt: U hebt mij gestraft, ik ben gestraft als een ongetemd kalf. Bekeer mij, dan zal ik bekeerd zijn, want U bent de HEERE, mijn God.

Klaagliederen 2:14-18
14 Uw profeten hebben voor u gezien valse visioenen en dwaasheid; uw ongerechtigheid hebben zij niet bekendgemaakt om uw gevangenschap om te keren, maar zij hebben lasten voor u gezien van valsheid en misleidingen. 15 Alle voorbijgangers hebben over u de handen ineengeslagen. Zij sisten van afschuw en schudden hun hoofd over de dochter van Jeruzalem: Is dit de stad waarvan men zei: Volmaakt van schoonheid, een vreugde voor heel de aarde? 16 Zij hebben over u hun mond opengesperd, al uw vijanden. Zij sisten van afschuw en knarsetandden, zij zeiden: Wij hebben haar verslonden! Ja, dit is de dag die wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden en hebben hem gezien! 17 De HEERE heeft gedaan wat Hij Zich had voorgenomen, Hij heeft Zijn woord vervuld, dat Hij in de dagen van weleer geboden had. Hij heeft afgebroken, en niet gespaard, en Hij heeft de vijand over u verblijd; Hij heeft de hoorn van uw tegenstanders opgeheven. 18 Hun hart schreeuwde het uit tot de Heere: Muur van de dochter van Sion, laat tranen als een beek naar beneden stromen, dag en nacht! Gun uzelf geen rust, laat uw oogappel niet stilstaan!

Ezechiel 14:10-11
10 Dan zullen zij hun ongerechtigheid dragen. Zoals de ongerechtigheid van de vrager, zo zal de ongerechtigheid van de profeet zijn, 11 opdat het huis van Israël niet weer van achter Mij vandaan zal afdwalen en zij zich niet weer zullen verontreinigen met al hun overtredingen. Dan zullen zij Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn, spreekt de Heere HEERE.

Deuteronomium 4:30-31
30 Wanneer u in benauwdheid zult zijn en al deze dingen u getroffen hebben, in later tijd, dan zult u terugkeren naar de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzamen. 31 Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet loslaten, en u niet te gronde richten; Hij zal het verbond met uw vaderen, dat Hij onder ede met hen gesloten heeft, niet vergeten.

(e) Geeft ons een kans om Gods woord te bestuderen

Psalm 119:50, 52, 67, 71, 75, 92 50 Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt. 52 Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE, en heb mij getroost. 67 Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw woord in acht. 71 Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren. 75 Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt. 92 Als Uw wet niet mijn bron van blijdschap geweest was, dan was ik in mijn ellende vergaan.