Een vast fundament

Les 23a

Het ongeloof van Israel; Gods oordelen en verlossingen (a)

Deze les is ook als film op YouTube te bekijken.

Voor de ouders/onderwijzers: Deze les 23 behandelt een grote tijdsperiode en heeft bijna 50 tekstverwijzingen. Het leek ons goed de les op te delen in twee stukken en een deel van de Bijbelteksten die vooral als ondersteuning van de les voor de onderwijzers is bedoeld, slechts als tekstnotatie in superschrift te vermelden, zodat de kinderen de hoofdlijn kunnen blijven volgen. Onderaan de les vindt u nog eens een lijst van alle genoemde Bijbelgedeelten.
Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. Hebreeën 11:6.

De Israëlieten waren bang geweest toen God tot hen sprak vanaf de berg Sinaï. In bange eerbied zeiden ze dat ze Hem in alles zouden gehoorzamen. Exodus 28:18.

Nu woonde God in hun midden en Hij zorgde voor hen door middel van manna en water in de woestijn. Exodus 16:35.

A. Het bespieden van het beloofde land

Nadat God de Israëlieten Zijn 10 geboden had gegeven en de instructies voor de tabernakel, liet Hij de wolk opstijgen van de berg Sinaï. De Israëlieten volgden de wolk toen hij bewoog en de Heere leidde hen tot de grens van het land dat Hij hen beloofd had. Deuteronomium 1:19-21.

Omdat de mensen die in het land Kanaän leefden erg slecht waren en afgoden aanbaden, maakte God het plan om hen te laten omkomen en het land aan de Israëlieten te geven. God is geduldig wil niet dat iemand verloren gaat. 2 Petrus 3:9. Maar de Heere God is ook heilig en rechtvaardig. Zie onder meer Jozua 24:19. En verder was het zo dat de mensen in het land Kanaän wisten wie God was, maar dat ze zich toch niet wilden bekeren! Jozua 2:9 en 10.

Thema: God is liefdevol en genadig

Thema: God is heilig en rechtvaardig; Hij eist dood als betaling voor zonde

Toen de Israëlieten aan de grens van het beloofde land aankwamen, vertelde de Heere tegen Mozes dat hij van iedere stam één man koest kiezen. Deze twaalf mannen moesten het land Kanaän eerst gaan bespieden. Lees maar in Numeri 13:1-3:

1 De HEERE sprak tot Mozes:
2 Stuur mannen voor u uit om het land Kanaän te verkennen, dat Ik aan de Israëlieten geven zal; u moet één man per stam van zijn vaderen sturen, elk een leider onder hen.
3 Mozes stuurde hen uit de woestijn Paran, op bevel van de HEERE. Al die mannen waren hoofden van de Israëlieten.

Thema: God communiceert met de mens

Mozes gehoorzaamde de Heere en zond de twaalf mannen uit die gingen kijken naar het land en de mensen die er woonden. Numeri 13:3. Tien van de twaalf spionnen geloofden niet dat God hen het land zou kunnen geven!

Dit is wat er gebeurde:

Numeri 13
25 Daarna keerden zij terug van het verkennen van het land, na verloop van veertig dagen.
26 Zij gingen op weg en kwamen bij Mozes en bij Aäron, en bij heel de gemeenschap van de Israëlieten, in de woestijn Paran, bij Kades. En zij brachten aan hen en heel de gemeenschap verslag uit en toonden hun de vruchten van het land.
27 Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht.
28 Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak gezien.
29 In het Zuiderland woont Amalek, in het bergland wonen de Hethieten, de Jebusieten en de Amorieten, aan de zee en aan de oever van de Jordaan wonen de Kanaänieten.
30 Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren.
31 Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij.
32 En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte.
33 Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.

Deze tien mannen vertelden de waarheid: Het land werd inderdaad bewoond door sterke mensen waarvan sommigen op reuzen leken. Maar de verspieders hadden al het grote en machtige dat God gedaan had vergeten. Ze hadden vergeten dat voor God niets onmogelijk is. Zij geloofden niet dat God sterk genoeg was om de mensen van Kanaän te overwinnen en hen het land zou geven.

B. Kaleb en Jozua geloofden God

Maar Kaleb en Jozua geloofden God. Zij hadden ook de sterke muren rond de steden van Kanaän gezien en ze hadden ook de grote mensen daar gezien. Maar zij hadden niet vergeten dat God almachtig is en doen kan wat Hij wil. Zij herinnerden zich welke grote dingen God gedaan had en zij geloofden dat God de mensen uit Kanaän zou verjagen en het land aan hun volk zou geven. Numeri 13:30.

C. De Israëlieten geloofden God niet

Het hele volk Israël geloofde niet in Jozua en Kaleb, maar in het verhaal van de tien verspieders. Numeri 14:1-4. Ze hadden geen hoop meer en wilden zelfs terug gaan naar Egypte.

De Heere hoorde alles wat de Israëlieten zeiden. Hij wist dat zij Hem niet geloofden. Zij deden alsof God een leugenaar was. God had beloofd dat Hij hen het land zou geven, maar ze wilden Hem niet geloven.

God was erg boos op de Israëlieten.

Hij vertelde hen dat iedereen van twintig jaar en ouder als straf voor hun ongeloof in de woestijn moest sterven. Numeri 14:26-32.

Alleen Jozua en Kaleb zouden niet sterven, omdat zij God geloofden. God beloofde dat Hij hen en hun kinderen na de dood van de Israëlieten in het beloofde land zou brengen.

  • De Heere moet zonde straffen.
  • Het is dom om God niet te geloven.
  • Eva geloofde Satan, die God een leugenaar noemde.
  • Kaïn geloofde God ook niet en kwam op zijn eigen manier tot God.
  • De mensen in de dagen van Noach geloofden niet dat God een vloed zou sturen.
  • De Egyptenaren geloofden niet dat de God van Israël de enige, ware God is.

Maar God zal iedereen straffen die niet in Hem wil geloven.

God wilde Israël meteen in het beloofde land brengen, maar Hij liet hen door de woestijn trekken. Dat kwam door hun ongeloof. Alle ongelovige volwassenen zouden in de woestijn sterven.

D. Israël gaf Mozes en Aäron de schuld omdat ze geen water hadden

Toen de mensen door de woestijn trokken, klaagden ze opnieuw.

Lees maar in Numeri 20:2 en 3a:

2 Maar er was voor de gemeenschap geen water. Toen kwamen zij bijeen vanwege Mozes en vanwege Aäron.
3a En het volk kreeg onenigheid met Mozes.

De Israëlieten gaven Mozes en Aäron de schuld dat ze geen water hadden.

Om over na te denken: Heb je wel eens gedacht: wat waren die Israëlieten toch een mopperpotten? Maar mopperen wij ook niet geregeld om eten of drinken wat we minder lekker vinden, of als je favoriete broodbeleg niet op tafel staat?

Waarom vroegen de Israëlieten de Heere niet om water? De Heere had hen immers al een keer water uit de rots gegeven. Exodus15:22 en Exodus 17:1-6.

Ze vroegen geen water aan de Heere, omdat zij Hem niet vertrouwden, ook al had Hij zoveel voor hen gedaan. Veel mensen vandaag zijn zoals de Israëlieten: iedere dag laat God zien dat Hij almachtig is, Hij geeft leven en vele andere dingen. Toch willen veel mensen God niet vertrouwen. Ze willen niet hun vertrouwen in God stellen.

Om over na te denken: Als je zingt: ‘k Stel mijn vertrouwen op de Heere God” … Je kan het zingen omdat je het een mooi lied vindt. Maar begrijp je hoe belangrijk het is, om ook echt God te vertrouwen in alle dingen van je leven?

E. God beval Mozes tot de rots te spreken en Mozes was ongehoorzaam

God gaf aan Mozes het bevel om tot de rots te spreken. Numeri 20: 7 en 8. Toen het volk de vorige keer dorstig was, had God Mozes gezegd dat hij op de rots moest slaan. Deze keer zei de Heere dat hij alleen maar tot de rots moest spreken.

Luister wat er gebeurde:

Numeri 20
10 En Mozes en Aäron riepen de gemeente voor de rots bijeen, en hij zei tegen hen: Luister toch, ongehoorzamen, zullen wij voor u uit deze rots water voortbrengen?
11 Toen hief Mozes zijn hand op en hij sloeg de rots twee keer met zijn staf, en er kwam veel water uit, zodat de gemeenschap en hun vee konden drinken.

Mozes en Aäron waren kwaad op het volk. Mozes reageerde zijn boosheid af door op de rots te slaan. Ook Mozes vertrouwde niet helemaal op de Heere in deze situatie.

F. De straf van de Heere

Mozes en Aäron reageerden in woede in plaats van op de Heere te vertrouwen. Ze lieten niet Gods trouw en heiligheid zien aan de mensen, door Zijn volmaakte instructies op te volgen. Ze lieten zich leiden door hun gevoelens en niet door God. Daarom zei God tegen Mozes en Aäron dat zij niet het beloofde land in konden gaan. Numeri 20:12.

G. Israël mopperde opnieuw en God stuurde giftige slangen

De Heere had de Israëlieten water gegeven, maar nog steeds vertrouwden zij Hem niet. Ze vergaten al gauw wat Hij gedaan had en begonnen weer te klagen.

Lees maar in Numeri 21:

4 Toen trokken zij van de berg Hor in de richting van de Schelfzee. Ze moesten namelijk om het land van Edom heen trekken, maar onderweg kon de ziel van het volk het niet langer verdragen.
5 Het volk sprak tot God en tot Mozes: Waarom hebt u ons uit Egypte laten vertrekken om te sterven in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel heeft een afkeer van dit waardeloze brood.
6 Toen zond de HEERE gifslangen onder het volk; die beten het volk, en er stierf veel volk uit Israël.

De Heere strafte de Israëlieten, zodat velen stierven. Dit was Gods oordeel over hen, omdat zij opnieuw gezondigd hadden. De Israëlieten konden niet vluchten voor de giftige slangen die de Heere gestuurd had.

Als God besluit om de zondaren te straffen is er geen ontsnapping mogelijk. Vergelijk hoe het was in de dagen van Noach. Ook de mensen van Sodom en Gomorra konden niet aan Gods oordeel ontkomen.

Toen God de giftige slangen onder hen stuurde, veranderde de houding van de Israëlieten tegenover God snel en ze erkenden hun zonde.

Lees maar in Numeri 21:7a:

Zij zeiden: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de HEERE en tegen u gesproken. Bid tot de HEERE dat Hij de slangen van ons wegneemt.

Ze bedachten zich nu dat alleen de Heere hen kon redden van Zijn straf. Daarom vroegen zij Mozes de Heere om hulp te vragen.

  • Zij konden zichzelf niet helpen, en Mozes kon hen ook niet van de slangen redden.
  • Alleen de Heere kon hen redden.

H. De koperen slang

Mozes bad tot God. Omdat de Heere genadig is, besloot Hij Zijn volk te vergeven en hen te redden. Psalm 145: 18,19 en Romeinen 10:13. Zij verdienden Gods hulp niet. De Heere redt iedereen die Hem vertrouwt.

Thema: God is liefdevol en genadig

De Heere vertelde Mozes wat hij moest doen en wat de Israëlieten moesten doen als ze van de dood gered zouden worden. Lees maar in Numeri 21:8:

En de HEERE zei tegen Mozes: Maak u een gifslang en zet hem op een staak. Het zal gebeuren dat ieder die gebeten is, in leven zal blijven, als hij daarnaar kijkt.

De Heere zei hun niet dat ze zelf konden beslissen hoe ze gered wilden worden. God vertelde Mozes wat hij moest doen.

Mozes moest precies doen wat God hem opdroeg en de mensen moesten naar de slang kijken. Lees maar in Numeri 21:9:

Toen maakte Mozes een koperen slang en zette hem op de staak. En het gebeurde als de slang iemand beet dat hij naar de koperen slang keek en in leven bleef.

Er was geen bepaalde kracht in de slang op de paal waardoor de mensen gered werden. Het was God die alle mensen redde die op Hem vertrouwden. Denk eens na over de volgende vraag: Zouden mensen gered zijn als ze hadden gebeden maar niet gekeken hadden? Zouden ze gered zijn als ze een gift hadden gebracht maar niet gekeken hadden? Nee! Ze moesten naar de slang kijken. Dat was het enige waardoor ze behouden konden worden. Iedereen die keek, werd gered. De Heere doet wat Hij zegt.

Thema: God is betrouwbaar; Hij verandert nooit

God heeft deze geschiedenissen voor ons in de Bijbel gezet. Onze houding is vaak zoals die van de Israëlieten. De menselijke natuur (dat wat binnenin ieder mens zit) is niet veranderd. God is ook niet veranderd. Wij moeten net als de Israëlieten ook naar God luisteren. Er ligt een grote waarschuwing in het voorbeeld dat door het volk Israël voor ons is achtergelaten. Hebreeën 3:17-4:2

Wordt vervolgd in les 23b.