Het is een veel voorkomende gedachte dat de doop de besnijdenis vervangt voor de gelovigen uit de volkeren.

Met behulp van onderstaande gedachten wordt geprobeerd te laten zien dat de doop en de besnijdenis twee dingen zijn die naast elkaar staan.

Eerste gedachte: De besnijdenis is voor de nakomelingen van Abraham. De christelijke doop is voor de gelovigen uit de Joden en de volkeren.
De besnijdenis werd gegeven aan Abraham en zijn zaad. Zie Genesis 17 en andere plaatsen. De besnijdenis wordt nog steeds toegepast door het Joodse volk. Het is voor hen niet vervallen of vervangen door de doop.
De gelovigen uit de volkeren hebben de Joodse besnijdenis niet. In Handelingen 15 oordeelt het apostelconvent dat de heidenen niet besneden hoeven te worden. De gelovigen uit de volkeren worden gedoopt.
De Messias-belijdende Joden hebben zowel de besnijdenis als de doop. Dit is te zien in Handelingen 2. De Joden daar waren al besneden. Toen ze tot geloof kwamen werden ze vervolgens gedoopt. Dit is ook nu nog te zien in onze tijd. Hieruit blijkt duidelijk dat het ene niet is vervangen door het andere.

Tweede gedachte: De doop is niet de "christelijke besnijdenis" zoals sommigen beweren op grond van Kolossenzen 2.
Kolossenzen 2:10-12
10 En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht; 11 in Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; 12 zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft.
Bovenstaande tekst wordt vaak genoemd als bewijs dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen is. Maar als je de tekst goed leest, dan is er geen bewijs in te vinden.
Wat Paulus hier zeggen wil is dit: In Christus zijn jullie besneden met de inwendige besnijdenis van het hart. Bij deze geestelijke besnijdenis komen er geen handen aan te pas. Het is volkomen het werk van de Geest van God, door het geloof.
Vervolgens zegt hij dat ze gedoopt zijn, dat is, met Christus begraven in de doop.
Met geen woord zegt Paulus hier dat de besnijdenis in de plaats van de doop gekomen is. Hij spreekt niet eens over de lichamelijke besnijdenis. Alleen de geestelijke besnijdenis noemt hij.
Als iemand geestelijk besneden wordt, dat is, als iemand tot het geloof komt, dan mag deze persoon vervolgens gedoopt worden. Hier is geen sprake van vervanging van het ene door het andere. Hier is sprake van een algemene regel in het Nieuwe Testament: Iemand die gelooft wordt vervolgens gedoopt.

Derde gedachte: De doop was er al in het Oude Testament.
Het water van de zondvloed was een afbeelding van de doop.
Het volk van Israël werd gedoopt in de wolk en in de zee nadat ze uit Egypte geleid werden.
De doop is al afgebeeld ver voor dat er sprake was van besnijdenis. Nadat de besnijdenis ingesteld was, werd de doop op Israël toegepast. Hieruit blijkt het dat het niet mogelijk is te zeggen dat de doop de besnijdenis vervangt.

Uit de drie bovenstaande gedachten blijkt duidelijk dat de doop niet in de plaats van de besnijdenis gekomen is. Beide staan naast elkaar.

Galaten 5:6 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht noch voorhuid, maar het geloof, door de liefde werkende.

Galaten 6:15 Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel.

Filippenzen 3:3 Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.