We lezen in 1 Korinthe 10:1 dat de Israëlieten “allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee”. Hoe werden de Israëlieten gedoopt in de zee? Ze trokken door de Rode Zee heen toen ze uit Egypte gingen. Ook toen de Israëlieten in de wolk waren, in de wolkkolom, wordt dit een doop genoemd. De zee bestaat uit water, en de wolk kan bestaan hebben uit waterdamp. De wolk en de zee onttrokken het volk uit het gezicht. Toen ze uit de wolk kwamen, en uit de zee, werd het volk weer zichtbaar. Het volk volgde Mozes toen hij de zee inging. Ze gingen naar de overkant, waar ze weer de zee uit kwamen. Paulus vergelijkt dit met de christelijke doop. Daar vindt ook een onderdompeling plaats, en een weer opkomen uit het water.

Paulus schrijft met een bepaalde bedoeling over het gedoopt zijn in de wolk en in de zee. Dit wordt duidelijk als we het vers in de context lezen.

1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; 2 en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; 3 en allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; 4 en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. 5 Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen. 6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. 7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen. 8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend. 9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield. 10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver. 11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn. 12 Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. (1 Korinthe 10:1-12)

Hierin zien we dat het hele volk, niemand uitgezonderd, gedoopt was in de wolk en in de zee. Ze aten allemaal hetzelfde geestelijke voedsel, en dronken dezelfde geestelijke drank. Maar dit betekent niet in dat ze allemaal gered werden. Lang niet allemaal, want in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad. Paulus waarschuwt de gemeente van Korinthe dat, hoewel ze gedoopt zijn, en aan het avondmaal deelnemen, dit hun niet kan redden. Want dit heeft ook het oude volk van Israël niet gered. Paulus waarschuwt het volk om geen zin in het kwaad te hebben, geen afgodsdienaars te worden, niet te hoereren, Christus niet te verzoeken, niet te mopperen.

Paulus voegt hier aan toe dat God trouw is, die hen niet zal laten verzocht worden boven wat ze vermogen. Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, zodat ze de verzoeking zullen kunnen verdragen.

We zien in dit tekstgedeelte dat niet alleen de gelovige Israëlieten gedoopt werden, maar dat het hele volk gedoopt werd, vers 2. Zowel de gelovigen als de ongelovigen werden gedoopt. Het merendeel van het volk bestond uit ongehoorzamen in wie God geen welgevallen had, volgens vers 5.

Het hele huis van Israël werd gedoopt in de wolk en in de zee. Deze doop was eenmalig. Dit gebeurde bij de uittocht uit het slavenhuis van Egypte, toen ze op weg gingen door de woestijn, richting het beloofde land. We lezen niet dat hun kinderen opnieuw werden gedoopt, steeds na de geboorte van elk kind. Dit kon ook niet, want de wolk hield op toen ze in Kanaän kwamen, en ze zijn ook niet steeds opnieuw door de Rode Zee getrokken. Deze doop was een soort wassing bij de overgang van het oude naar het nieuwe.

Wat er aan komt is "de openbaring van den Heere Jezus van den hemel met de engelen Zijner kracht; met vlammend vuur wraak doende over degenen, die God niet kennen, en over degenen, die het Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn" (2 Thessalonicenzen 1:7,8). Daarom, "bekeert u en gelooft het Evangelie" (Markus 1:15).